In het januarinummer 2022 van Nader Bekeken breekt ds. Pieter Boonstra, GKv-predikant van Bussum-Huizen, de staf over de ‘nieuwe hermeneutiek’, zoals die door Fokke Pathuis in Onderweg en door mij in mijn brochure Hoe komt de kerk uit de crisis? te hulp wordt geroepen. Boonstra vindt deze nieuwe hermeneutiek heilloos. Volgens hem verdraagt die zich niet met wat wij belijden over de Bijbel als het Woord van God.
In mijn reactie beperk ik mij tot mijn eigen aandeel. De aanleiding is duidelijk. In mijn brochure doe ik een appel op de kerken om verscheidenheid in visie over homoseksualiteit en vrouw en ambt te verdragen, met elkaar in gesprek te blijven en goed naar elkaar en de Bijbel te luisteren. Naast fundamentele Bijbeluitleg verwijs ik ook naar nieuwere inzichten over het verstaan van teksten. Ieder heeft zijn of haar eigen vooronderstellingen en –oordelen van waaruit hij of zij een tekst interpreteert. Dat leidt tot uiteenlopende interpretaties die we elkaar niet moeten willen opleggen. Voor de rest verwijs ik naar mijn blog van 9 november 2021 en naar de brochure die verkrijgbaar is via de boekhandel.
Wat is er volgens Boonstra loos? Volgens hem houdt de nieuwe hermeneutiek in dat we pas iets kunnen begrijpen wanneer we de situatie en de diepe intenties van de auteur van een tekst kennen. We zouden een oude tekst pas kunnen begrijpen wanneer we in de huid van de auteur kruipen en nagaan wat hij toen dacht en op het oog had. Hij noemt dit een psychologiserende opvatting van hermeneutiek. Daarmee sluit je volgens hem de auteurs op in hun eigen tijd. Hun horizon zou beperkt blijven tot de horizon van hun eigen tijd. Maar volgens Boonstra is dat bepalen van de oorspronkelijke context heel subjectief. De moderne hermeneutiek doet je verzanden in het subjectieve drijfzand van jouw kijk op de situatie van toen en de intentie van de auteur. Vervolgens kan de uitlegger dan de Bijbel voor onze moderne oren enigszins acceptabel maken en datgene wat gezegd wordt veranderen.
Als hij met deze analyse van moderne hermeneutiek gelijk zou hebben, zou Boonstra terecht stellen dat deze opvatting van Schriftuitleg zich niet verdraagt met onze kerkelijke belijdenis over de Bijbel als Gods Woord. Zijn beschrijving van nieuwe hermeneutiek slaat de plank echter behoorlijk mis.
De proef op de som is natuurlijk of ik vind dat hij mijn brochure recht doet. Want als zijn ideeën over wat er bij goede tekstuitleg komt kijken juist zijn, dan past hij die uiteraard ook toe op de teksten die hij bekritiseert, waaronder de mijne. Welnu, ik kan je verzekeren dat dit helaas niet het geval is. Hij doet net of de nieuwe hermeneutiek voor mij het een en het al is en gaat eraan voorbij dat ik nauwgezet Bijbelteksten onderzoek op wat die te zeggen hebben, concreet op het punt van de scheppingsorde en van de betekenis van de wet. Ook probeer ik nergens in de huid van de auteur te kruipen. Boonstra meent het tegendeel te kunnen aantonen met een verwijzing naar mijn opmerking dat we aan de intentie van de tekst recht moeten doen. Maar deze verwijzing weerlegt hem. Met die opmerking speculeer ik niet op de subjectieve bedoeling van de auteur, maar richt ik me op de tekst.
Daar hoort nog iets bij. Boonstra doet net alsof alles afhangt van hermeneutiek, alsof de beste hermeneutische regels je een instrument in handen geven om de teksten te laten zeggen wat ze willen zeggen. Maar dat klinkt veel te methodisch. Het hangt altijd nog af van een werkelijke luisterhouding waarin je ontvankelijk wordt gemaakt door de heilige Geest, met fijngevoeligheid en oog voor samenhang, in nederigheid. Wanneer die ontbreekt gaat het altijd fout, daar helpt geen lieve hermeneutiek aan. Dat ik die nederige ontvankelijkheid in mijn brochure nastreef en van daaruit het gesprek zoek, daaraan gaat hij volledig voorbij.
Boonstra heeft een merkwaardig beeld van tekstverklaring. Hij is van mening dat je niet moet kijken naar de bedoeling, het waarom, maar alleen naar wat er staat, wat hij de ‘propositionele inhoud’ noemt, de in de tekst gedane uitspraken die waar of onwaar kunnen zijn. Dat is wel een heel smalle opvatting van tekstverklaring. Die is bijvoorbeeld in strijd met de opvatting van Herman Bavinck dat de historische geschriften van de Bijbel tendensgeschriften zijn. Dat betekent gewoon: ze hebben een bedoeling, een reden, ze bevatten een boodschap, ze willen iets bereiken. Ze willen mensen bewegen tot geloof en gehoorzaamheid en ze willen God groot maken. Als die bedoeling je ontgaat, ontgaat de betekenis je. Iets wordt altijd gezegd of geschreven met een bepaalde bedoeling. Vermoedelijk zal Boonstra iets anders bedoelen dan wat hij schrijft – of maak ik nu in zijn optiek de ‘fout’ van de nieuwe hermeneutiek? – , maar hij schrijft dingen die gewoon niet waar zijn.
De volgende misvatting is, dat de moderne hermeneutiek psychologiserend zou zijn, alsof we in de huid van de auteur zouden moeten kruipen om zijn tekst te begrijpen. Zijn tegenargument treft ook geen doel: ‘Er is immers communicatie mogelijk tussen verschillende culturen in verschillende tijden.’ Dat laatste is nu juist waar de moderne hermeneutiek van uitgaat. Maar zij is zich er ook van bewust dat we als gevolg van cultuurverschillen oude teksten kunnen misverstaan. Daarom moeten we ons zo goed mogelijk bewust zijn van de culturele vooronderstellingen aan beide kanten. Helemaal niet een uitlegger die de tekst naar zijn hand wil zetten; juist grote eerbied voor de tekst en wat die de ontvanger te zeggen heeft. De vooronderstellingen van de auteur komen we niet op het spoor door die naar believen in te vullen, maar door zorgvuldig de tekst te lezen.
Het spijt me dat bijna de enige overeenstemming in deze blog met Pieter Boonstra de klankovereenkomst in onze namen is. Ik had het graag anders gezien.
Er is één teken van hoop. Terloops schrijft hij: ‘Natuurlijk is het van belang om kennis te nemen van de context waarin de bijbelschrijvers leefden.’ Mijn vraag is dan onmiddellijk: waaróm is dat van belang? Als hulpmiddel dat eraan meewerkt de intentie van hun geschreven tekst te achterhalen? Als hij dat bedoelt, weerspreekt hij zijn eigen verhaal. Of mag ik die vraag naar het waarom en de intentie niet stellen?