Waarom de CU en het CDA zo veel verloren hebben

Het was een bittere pil, te ervaren dat de ChristenUnie en het CDA zo veel verloren hebben in de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer. Er is al veel over gespeculeerd hoe dat zover heeft kunnen komen. Ik draag daar mijn steentje aan bij. Eerst de ChristenUnie.

Na de vorige verkiezingen kwamen van diverse kanten, waaronder de mijne, krachtige pleidooien aan het adres van de CU om niet weer aan een kabinet deel te nemen onder Rutte. Die had zijn geloofwaardigheid volledig verloren: steeds weer zich dingen niet herinneren, steeds weer excuses maken, met als dieptepunt de opmerking over Omtzigt, het inmiddels beruchte ‘functie elders’, waarvan uiteindelijk bleek dat hij het erover gehad had tegenover de informateurs. Rutte was als exponent van de oude bestuurscultuur zijn geloofwaardigheid volledig kwijt.

Aanvankelijk was Gert-Jan Segers gevoelig voor die aandrang. Hij verklaarde niet in een kabinet onder Rutte te gaan zitten. Maar hij haalde bakzeil. Immers, was het argument: over de poppetjes gaan de partijen zelf, hier de VVD dus, en niet een coalitiepartij. Dat is natuurlijk geen indrukwekkend argument. Iedere partij bepaalt zelf de voorwaarden waaronder zij wel of niet wil deelnemen aan een nieuwe regering. De CU had voet bij stuk kunnen houden. Door dat niet te doen heeft zij zich te veel vereenzelvigd met de oude bestuurscultuur gebaseerd op macht en invloed achter de schermen. De kiezer heeft daar de laatste verkiezingen mee afgerekend door de sterke winst van de PVV van Wilders en het NSC van Omtzigt.

Speelt dit voor het CDA ook? Ja, maar dan nog sterker. Het CDA was zelf veel meer exponent van machtsspelletjes gedurende de vorige verkiezingen. Hugo de Jonge won de lijsttrekkersverkiezing maar nipt van Pieter Omtzigt, maar moest vanwege zijn overvolle agenda als gevolg van Covid terugtreden. Wat had meer voor de hand gelegen dan dat nu Omtzigt was gevraagd? Maar nee, dit moest koste wat het kost voorkomen worden. Snel geschakeld: Wopke Hoekstra werd de lijsttrekker en partijleider. Politiek tamelijk kleurloos, maar wat erger is: machtsspelletjes gaven hier de doorslag. Voorafgaande aan de laatste verkiezingen heeft het CDA hier niet expliciet afstand van genomen en niet erkend dat dit fout was. Spijtig, want met Omtzigt had het CDA een speler van formaat kunnen worden.

Maar er speelt nog iets mee, over de hele linie. Dat heeft te maken met de kiezer, de christelijk georiënteerde kiezer incluis. Het is een ontwikkeling die zorgen baart. Ik zie een tendens waarin de kiezer minder hecht aan principiële waarden en steeds meer zich focust op de waan van de dag. Waan in plaats van waarden. Het lijkt wel of de verkiezingen worden gezien als boeiende attractie, alsof het mikken op enerverende resultaten de motivatie bepaalt. Bij alle oprechte zorgen die een rol spelen is niet meer de lange adem maar de opwinding van het moment bepalend, ook als dat ten koste gaat van de principiële uitgangspunten.

We moeten ons realiseren dat regeren in een veelpartijendemocratie altijd een rommeltje blijft. Het gewenste krachtige geluid, de sterke man of vrouw, past daar niet bij. Willen we zo’n democratie? Zo niet, dan wachten ons barre tijden.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , , , | Een reactie plaatsen

Omtzigt versus Wilders

Op de vraag aan Pieter Omtzigt of hij met de PVV van Geert Wilders wil regeren, was zijn antwoord: de PVV wil zich niet aan de grondwet houden en stelt zichzelf daarmee buiten spel. Niet wij sluiten hem uit, hij sluit zichzelf uit.

De reactie van Wilders was: in ons verkiezingsprogram zetten wij neer wat wij vinden, ook als dat ingaat tegen de grondwet, maar in onderhandelingen zijn wij bereid – zoals dat van alle politieke partijen in een coalitie wordt verwacht – water bij de wijn te doen. Want dat is het verschil met alle vorige keren: Geert Wilders wil heel graag deelnemen aan een kabinet, ook al is dat een coalitiekabinet.

Zijn Omtzigt hiermee de bezwaren tegen coalitiebesprekingen met de PVV uit handen geslagen? Allerminst. In de visie van Wilders kunnen bezwaren tegen bepalingen in de grondwet gebruikt worden als wisselgeld in de onderhandelingen. Conformering aan de grondwet wordt zo een concessie waar een concessie van de anderen tegenover moet staan. Zo gaat dat in politieke onderhandelingen. Concessies van de een worden in evenwicht gebracht door concessies van de ander.

Echter, trouw aan de grondwet kan geen concessie zijn waar anderen iets tegenover moeten stellen. Trouw aan de grondwet is het gezamenlijke uitgangspunt waaraan ieder zich bij voorbaat conformeert. De grondwet bepaalt de inhoudelijke spelregels, die zijn geen voorwerp van onderhandeling.

Omtzigt heeft groot gelijk als hij opmerkt dat niet hij de PVV uitsluit van regeringsdeelname, maar dat de PVV zichzelf uitsluit door de grondwet tot inzet van onderhandelingen te maken.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , | Een reactie plaatsen

Waarom alle christenen op de ChristenUnie zouden moeten stemmen

Het aantal christenen dat op een niet-christelijke partij stemt is groot. Het zou beter zijn als dat anders was. In deze blog leg ik uit waarom zij op 22 november op een christelijke partij zouden moeten stemmen en waarom dat de ChristenUnie zou moeten zijn.

Dit heeft te maken met de gesteldheid van de democratie. We weten allemaal dat de democratische staatsvorm kwetsbaar is. Het gaat mij hier specifiek om de kwetsbaarheid die ontstaat in een libertijnse samenleving. Dat is een samenleving die beheerst wordt door de kernwaarde van absolute individuele vrijheid. In zo’n samenleving komen we steeds meer terecht. Burgerlijke ongehoorzaamheid wordt normaal. De keuze voor een politieke partij wordt niet bepaald door een basisvisie op een goede samenleving, maar door de vraag welke partij de subsidie op kinderopvang handhaaft of uitbreidt.

Wat voor soort maatschappij levert dit op? Een waarin abortus als mensenrecht wordt erkend, waar het menselijk geluk wordt beleden als recht, waar euthanasie uit het wetboek van strafrecht wordt gehaald, waar bijzonder onderwijs niet langer wordt gesubsidieerd, de opvatting dat God de mens als man of vrouw heeft geschapen steeds krachtiger wordt weersproken, waar godsdienst wordt gewantrouwd, de kerkgang op zondag steeds minder wordt ontzien, tractoren op en bezettingen van snelwegen als onderdeel van de vrijheid van meningsuiting worden beschouwd, en mensen voor de rest van hun leven worden afgerekend op een vroegere misstap of een onwelgevallige opvatting. Het is een maatschappij die van de weeromstuit zelf onverdraagzaam wordt tegen mensen die de libertijnse principes afwijzen.

Op veel plaatsen en veel manieren zien wij het verzet groeien tegen deze nieuwe maatschappij die zich van traditionele waarden emancipeert. Dat verzet heeft veelal helaas een antidemocratisch gezicht. Denk aan de MAGA-Republikeinen van Donald Trump, gesteund door veel evangelicale gelovigen die weerzin voelen bij de libertijnse invloeden in de Democratische Partij. Verder aan staatshoofden als Viktor Orban en Vladimir Poetin, die hun dictatoriale voorkeuren rechtvaardigen met kritiek op de westerse ideologie, met steun van de kerk. Maar ook aan populistische partijen in West-Europa, al hebben die een eigen gezicht. Zij bespelen – met aantrekkingskracht op behoudende christenen – gevoelens van onbehagen over het verlies van veilige zekerheden. Daarbij richten ze zich vooral op de ontkenning van lastige problemen als de asielstromen en het klimaat. Voor de rest sluiten ze op veel punten min of meer aan bij de libertijnse agenda.

Hier lijkt zich een dilemma af te tekenen, niet overal acuut , maar wel als tendens. Dat is het dilemma tussen óf een democratie gekenmerkt door libertijnse waarden óf een dictatoriaal bestuur. Hier nu is de ChristenUnie van onschatbare betekenis, omdat zij én de democratische principes huldigt én opkomt voor fundamentele waarden, gefundeerd in een godsdienstige overtuiging.
De democratie is het waard te worden gekoesterd, omdat zij volgens Churchill weliswaar de slechtste regeringsvorm is, maar dan toch de slechtste op alle andere na. Het belang van een fundamenteel geloof hoeft aan christenen, die in deze blog worden aangesproken, niet te worden uitgelegd, dunkt me.

De ChristenUnie is in dit opzicht te prefereren boven de partij van Omtzigt, het CDA en de SGP. De ChristenUnie is als hoedster van de democratie betrouwbaarder dan de SGP die altijd nog naar de theocratische gedachte neigt, en zij schuwt regeringsdeelname niet. Hulde! Tegelijk is zij hoedster van fundamentele humanitaire waarden, geworteld in het verstaan van de werkelijkheid als schepping van God met de betekenis die Hij eraan geeft. Daarin is de partij betrouwbaarder dan Omtzigt en het CDA . Die zijn in de verantwoording van hun principes vager. Het CDA heeft in het verleden helaas bewezen als bestuurs- en machtspartij zich ver van haar uitgangspunten vandaan te bewegen. De herbronning van lijsttrekker Bontenbal is lofwaardig, maar kan niet opwegen tegen het kwaad dat tot voor kort geschiedde.

Daarom, medechristenen, wees je bewust van je verantwoordelijkheid! Opkomen voor democratie is niet genoeg. Dat leidt tot een samenleving die steeds verder vervreemdt van de waarden van God, een samenleving die in de grond van de zaak steeds onbarmhartiger wordt. Of, zoals ik in een advertentie van een uitvaartonderneming las: ‘Eerst lekker leven en dan een mooi einde’. Laten we onze gezamenlijke macht als kiezers gebruiken om een positieve invloed uit te oefenen. Dat doen we door onze stem te geven aan de ChristenUnie.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , , , | Een reactie plaatsen

Kerkelijke herverkaveling?

Op een landelijke vergadering op uitnodiging van de Kerngroep Bezinning GKv kwamen op zaterdag 23 september 2023 bezwaarden bijeen die al vanaf de besluitvorming ongelukkig zijn met de mogelijkheid van de vrouw in het ambt nu in het nieuw gevormde kerkverband van de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Bijzondere genodigde was de CG prof. kerkrecht dr. Herman Selderhuis. Zijn bijdrage wordt in het ND van maandag 25 september verslagen. Op dit verslag baseer ik mij.

Hij pleit voor een herverkaveling van kerkverbanden die elkaar vinden op een gezamenlijke visie op ‘Bijbel en belijdenis’. Nu lopen diepgaande verschillen dwars door kerkverbanden heen. Door een hergroepering kan heel wat kerkelijke spanning worden opgelost. De betekenis van het kerkrecht en de kerkorde is heel simpel: dat zijn afspraken tussen kerken die tot hetzelfde verband behoren. Die afspraken kunnen worden herzien, mits ze de toets van Schrift en belijdenis kunnen doorstaan. Over dat laatste gaan de meningen uiteen. Hoe moet het verder? Laten plaatselijke gemeenten zich reorganiseren in grotere verbanden.

Deze oplossing appelleert aan het gezonde verstand. Dan hoeven we niet langer moeilijk te doen. We gaan gewoon goed uit elkaar zonder elkaar de kerk uit te vechten, en anderen met wie wij een bijzondere verwantschap voelen, sluiten we in de armen. Vanaf dat moment kan de energie weer in positieve zaken worden gestoken, in plaats van in hete hangijzers waarop we onze krachten verspillen door vergeefse pogingen elkaar te overtuigen.

Wat je hier ook van kunt zeggen – dat het voor de hand ligt, dat het sympathiek is, dat het van een hoop sores verlost – niet dat het een gereformeerde manier van denken is. Overigens, onderschat ook niet de praktische complicaties om allerlei vormen van samenwerking te ontvlechten. Over dat laatste wil ik het niet hebben; waar een wil is is een weg. Maar het principiële punt weegt voor mij zwaar.

In de voorstelling van Selderhuis berust het gezag van een synode op het gezag dat plaatselijke kerken haar geven via de erkenning van het kerkverband, in plaats van op het gezag van Christus. Het kerkverband wordt een beslissing van plaatselijke kerken. Zonder die plaatselijke beslissing kan het natuurlijk niet, maar dat is niet de diepste legitimatie. Die is dat Christus zijn ene kerk bij elkaar vergadert. Het kerkverband is een voorlopige en gebrekkige afspiegeling van die eenheid die Christus beoogt en bewerkt. De basis is dan ook niet een gemeenschappelijke visie over ‘Bijbel en belijdenis’, maar het gemeenschappelijke geloof in de ene Heer, Jezus Christus, die in Bijbel en belijdenis wordt verkondigd en beleden. Gelovigen zijn geroepen zich bij die kerk te voegen, zegt artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Artikel 29 voegt eraan toe: niemand heeft het recht zich van haar af te zonderen. Het je voegen bij de ene kerk van Christus is een daad van gehoorzaamheid aan haar Heer en Meester.

Nu is dat bij de kerkelijke verdeeldheid waarin wij leven een onmogelijke opgave, want bij welk kerkverband moet je dan zijn? Toch blijft het principe overeind dat we streven naar de vormgeving van die ene kerk die zich aan Christus onderwerpt. Daar past geen herverkaveling, handjeklap, herverdeling of reorganisatie bij.

Als de diepste beslissing aangaande het kerkverband bij de plaatselijke kerken ligt, is dit een knieval voor de congregationalistische opvatting van kerkregering: de congregatie (= kudde, gemeente) beslist. Het gereformeerde kerkrecht heeft zich hier altijd tegen verzet. Door deze eigenmachtige keuze voor herverdeling in groepen wordt de onderlinge verdeeldheid geaccepteerd en de eenheid van de kerk gespiritualiseerd. Je krijgt dan de onzichtbare ene kerk tegenover de zichtbare verdeelde kerk. Ik kan me herinneren dat prof. Van Genderen op college in Apeldoorn deze tweedeling afwees. Hij zei: de ene kerk heeft een zichtbare en een onzichtbare zijde. Hij hield de twee aspecten bij elkaar. Want in beide gaat het om de ene kerk van Christus.

En al die moeite dan? Het hoort bij het leven in de gestalte van Christus dat we elkaar zoeken en vinden niet op basis van gedeelde opvattingen, maar op basis van het fundament van ons geloof. Daar hoort ook bij dat we het bij elkaar uithouden als er zaken zijn waarop we elkaar niet kunnen volgen of begrijpen. Het is een oefening in nederigheid. Als volgens de een de Bijbel evident iets leert, mag het niet zo zijn dat dús iemand die het daarmee niet eens is van ontrouw aan de Bijbel wordt beticht. Die vereenzelviging van je eigen Schriftverstaan met de Bijbelse waarheid wordt onbedoeld maar zeer gemakkelijk een vorm van hoogmoed. In nederigheid elkaar vasthouden, daar gaat het om.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Een heilloos besluit van de classis ‘s-Gravenhage in de CGK (2)

Op mijn laatste blog kreeg ik via de mail de volgende reactie, die ik met toestemming van de afzender anoniem plaats. Daarna geef ik daarop een korte repliek.

Met belangstelling las ik uw blog op uw website met als titel “Een heilloos besluit van de classis ‘s-Gravenhage in de CGK”.
Hierin beschrijft u uw visie op het recente besluit van de classis ‘s-Gravenhage dat de gemeente van Zoetermeer niet meer volwaardig lid van de classis mag zijn.
Met de inhoud van uw blog ben ik het overigens volledig mee oneens, maar daar gaat deze mail niet over.

Met verbijstering en verdriet las ik in de laatste zin van uw blog ” En de voorstemmers zetten zich te kijk als scheurmakers. Een grove openbare zonde”.
Dit zijn grove openbare beschuldigingen die u op een openbaar medium plaatst. Zonder de beschuldigde de kans te laten om te reageren.
Ik kan mij voorstellen dat u het niet met dit besluit eens ben maar om dan zulke grote woorden te gebruiken is niet te dragen. En totaal niet in de lijn hoe we in Bijbels opzicht met “broeders van hetzelfde huis” om dienen te gaan.
Ik hoop dat u naar aanleiding van deze mail zelf ook tot dit inzicht komt en dat u, op zijn minst, een rectificatie op uw website plaatst.

Deze reactie is het waard aandacht te krijgen, allereerst al om de goede toon ervan.
Pikant is dan dat de belangrijkste kritiek op mij is dat ik niet de goede toon bewaar. Volgens de schrijver is mijn woordkeus ‘totaal niet in de lijn hoe we in Bijbels opzicht met “broeders van hetzelfde huis” om dienen te gaan.’

Dat is precies mijn probleem met het besluit van de meerderheid van de classis: die miskent dat wij broeders zijn van hetzelfde huis. Wat ons als kerken en als broeders verenigt is de ene belijdenis. Die heeft het nergens over vrouwen in het ambt. Over de uitleg en de toepassing van de Bijbel zijn de meningen diep verdeeld. Maar dat geeft niemand het recht een goddelijk gelijk te claimen en de ander weg te zetten als mensen die het gezag van de Bijbel niet erkennen. Toch wordt hier de band met broeders van hetzelfde huis opgeschort.

Nu heeft de classis de betreffende kerkenraad niet van relativering van het Schriftgezag beticht. De lijn die gevolgd wordt is een andere. Je hebt je handtekening gezet onder een verklaring dat je je zult houden aan alle bepalingen in de kerkorde en alle synodale besluiten. Door vrouwen in het ambt te bevestigen maak je je schuldig aan woordbreuk. In de kerk staat dit gelijk met meineed, want in de kerk zweren we niet, daar is ons ja ja, in overeenstemming met Jezus’ onderwijs in de Bergrede. En meineed wordt in de kerkorde benoemd als openbare grove zonde, die een ambtsdrager schorsingswaardig maakt.

Echter, om hier van meineed te spreken doet geen recht aan de beschuldigden. Zij bevinden zich in een sterk spanningsveld, tussen de loyaliteit met het eigen kerkverband en de loyaliteit met de eigen gemeente. In die eigen gemeente blijkt het besluit geen vrouwelijke ambtsdragers te aanvaarden op onbegrip en tegenstand te stuiten. Het brengt grote onrust in de gemeente en mensen dreigen weg te lopen. En de kerenraad kan het niet goed uitleggen, want die staat ook niet achter het synodebesluit. Om in deze loyaliteitscrisis van meineed te spreken en zo snoeihard een kerk af te stoten is ronduit onbroederlijk, en inderdaad: kerk scheurend. De uitspraak dwingt alle gemeenten namelijk vroeg of laat zich voor de ene en tegen de andere partij uit te spreken. Dát is de scheurmakerij die in het besluit besloten ligt.

‘Grove openbare zonde’ is een kwalificatie die hiervoor door de kerkorde zelf wordt gebruikt. Met pijn in mijn hart stel ik in het openbaar vast dat die zonde door de classis in haar besluit is begaan.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Een heilloos besluit van de classis ’s-Gravenhage in de CGK

Op de classis van 30 augustus 2023 van CGK ’s-Gravenhage is iets schokkends gebeurd.

Met verdriet en ontsteltenis nam ik kennis van het besluit dat de classis toen nam, zoals het op de weekbrief van de CGK Gouda wordt verwoord. De weergave van dit besluit is daar als volgt.

De classis Den Haag kwam op 30 augustus bijeen. Hoofdonderwerp was dat de CGK Zoetermeer – een samenwerkingsgemeente met de NGK – de ambten voor vrouwen heeft opengesteld en inmiddels ook vrouwen in ambten heeft bevestigd. De classis besloot na lang spreken en met 16 stemmen vóór en 14 stemmen tegen dat de CGK Zoetermeer voorlopig niet meer volwaardig lid van de classis mag zijn: ‘de band tussen de classis en de CGK Zoetermeer op te schorten’. Dit besluit is zeer ingrijpend, ook al is nog niet duidelijk of dit besluit zal standhouden en welke gevolgen dit besluit allemaal zal hebben. Het lijkt een unicum in de geschiedenis.

Waarom is dit een heilloos besluit? Omdat het onduidelijk, onrechtvaardig, ongeoorloofd en onbesuisd is. Hieronder verklaar ik mij nader.

Het besluit is onduidelijk. Want wat is ‘de band opschorten’? In de kerkorde kom ik die term niet tegen. Het lijkt nog het meest op ‘schorsen’. Dat woord komt in de kerkorde wel voor (artikel 79 en 80). Maar dat woord wordt hier niet gebruikt. Wat wordt hier eigenlijk besloten? En wat is nu de positie van de eigen predikant en de emerituspredikanten van Zoetermeer? Hun predikantschap is onlosmakelijk verbonden met de gemeente die bij hun emeritering betrokken was. Het gaat hier over ds. Mak, ds. Drayer, ds. Van Langevelde en prof. Peels. Is hun predikantschap binnen de CGK nu ook opgeschort?

Het besluit is onrechtvaardig. Schorsen is aan de orde bij grove openbare zonden. Heeft Zoetermeer een grove zonde gepleegd? Er wordt wel gezegd: ja, in zo’n geval pleeg je meineed, en dat is een van de voorbeelden in artikel 80 van grove zonden. Je hebt immers verklaard je in alles te houden aan de kerkelijke bepalingen en een belofte geldt in de kerk als een eed. Maar als een kerkenraad klem zit tussen een kerkelijke bepaling en het onbegrip van de gemeente, waarvan de kerkenraad geroepen is (door Christus geroepen!) het welzijn te zoeken, is het spreken van meineed wel erg ver gezocht, om niet te zeggen: onterecht.

Het besluit is ongeoorloofd. Dit mag helemaal niet. De vorige synode heeft bepaald dat er in de periode tot de volgende synode geen tuchtmaatregelen worden getroffen die verder gaan dan vermaning. Wat je ook van dit synodebesluit vindt: de classis deed iets wat door de synode is afgewezen. Daarmee  heeft zij zelf een kerkelijke bepaling overtreden.

Het besluit is ook onbesuisd. De band met Zoetermeer is nu ‘opgeschort’. Wat betekent dit voor de afgevaardigden die tegen dit voorstel hebben gestemd, en voor hun kerken? Onontwijkbaar staan zij voor de keuze: zullen wij de band met Zoetermeer bewaren of die met de kerken die de band met Zoetermeer hebben opgeschort? Als zij voor de laatste kiezen, gaan ze er de facto in mee de band met Zoetermeer op te schorten, zelfs al tekenen ze tegen die beslissing beroep aan. Je kunt niet de kool en de geit sparen. Bekijk het maar eens vanuit het perspectief van Zoetermeer. De tegenstemmers en hun kerken staan dus voor de gewetensbeslissing óf de band met de kerken van de voorstemmers op te schorten óf de band met Zoetermeer. Daardoor tekent zich op classisschaal een scheur af in de gemeenschap van de kerk. Met een krappe meerderheid heeft deze classis zichzelf opgeblazen. En de voorstemmers zetten zich te kijk als scheurmakers. Een grove openbare zonde.

Let wel: deze analyse is onafhankelijk van hoe je tegen vrouwelijke ambtsdragers aankijkt, al is het geen geheim hoe ik daar in sta.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , | Een reactie plaatsen

Problemen met een nieuw avondmaalsformulier (2)

In mijn vorige blog heb ik een van mijn moeiten verklaard met een nieuw avondmaalsformulier dat door de synode van de CGK in 2010 is vastgesteld. Ik heb toen een tweede bijdrage in het vooruitzicht gesteld. Die lever ik nu. Mijn tweede bezwaar weegt eigenlijk nog wel zwaarder dan het eerste. Het heeft betrekking op het zelfonderzoek dat aan de viering vooraf dient te gaan. De passage luidt als volgt.

Ten slotte moet ieder zich afvragen of hij gezind is, voortaan uit dankbaarheid met heel zijn leven God de Here en zijn naaste te dienen en lief te hebben. Zij die deze gezindheid niet kennen, mogen niet aan het avondmaal deelnemen.
Dit betreft allen die niet op de Here alleen willen vertrouwen; allen die Hem op een andere manier dienen dan Hij in de Bijbel beveelt; allen die de naam van de Here door vloeken of op andere wijze misbruiken; allen die de kerkdiensten niet trouw bezoeken, of de prediking en de sacramenten minachten; allen die hun ouders of andere gezagsdragers niet eren; allen die zich aan menselijk leven vergrijpen of haat koesteren tegen hun medemensen en zich niet met hen willen verzoenen; allen die, getrouwd of ongetrouwd, hun lichaam niet rein bewaren; allen die zich oneerlijk verrijken of die verkwistend of gierig leven; alle leugenaars en roddelaars; en allen die niet verlangen het kwaad tot in de wortel van hun hart uit te roeien.
Zolang zij zich niet bekeren, moeten zij zich van het avondmaal onthouden, opdat Gods oordeel over hen niet verzwaard zal worden.

In deze omschrijvingen is eenvoudig de volgorde van de Tien geboden te herkennen. De teneur is: als je je niet aan de Tien geboden houdt, mag je niet aan het avondmaal deelnemen. Dat is een ander accent dan in het oude formulier uit de 16e eeuw wordt gezet. Daarin worden ook mensen gewaarschuwd om niet deel te nemen aan de viering van de maaltijd, maar toch anders. De betreffende passage luidt daar als volgt.

Ten derde, onderzoeke een iegelijk zijn consciëntie (= geweten), of hij ook gezind is, voortaan met zijn ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens God den Heere te bewijzen, en voor het aangezicht Gods oprechtelijk te wandelen; insgelijks of hij zonder enige geveinsdheid alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggende, een ernstig voornemen heeft, om van nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met zijn naasten te leven.
…die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel. Waarom wij ook, naar het bevel van Christus en van de apostel Paulus, allen, die zich met deze navolgende ergerlijke zonden besmet weten, vermanen van de tafel des Heeren zich te onthouden en hun te verkondigen, dat zij geen deel in het Rijk van Christus hebben; als daar zijn: alle afgodendienaars, allen, die verstorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen; allen die den beelden eer aandoen; alle tovenaars en waarzeggers, die vee of mensen, mitsgaders andere dingen zegenen, en die aan zulke zegening geloof hechten; alle verachters van God, en zijn Woord, en van de heilige sacramenten; alle Godslasteraars, allen die tweedracht, sekten en muiterij in de kerken en wereldlijke regeringen begeren aan te richten; alle meinedigen; allen die hun ouderen en overheden ongehoorzaam zijn; alle doodslagers, kijvers en die in haat en nijd tegen hun naaste leven; alle echtbrekers, hoereerders, dronkaards, dieven, woekeraars, rovers, spelers, gierigaards, en al degenen, die een ergerlijk leven leiden.
Deze allen, zolang zij in zulke zonden blijven, zullen zich van deze spijze (welke Christus alleen voor zijn gelovigen verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en hun verdoemenis niet des te zwaarder worde.

Ook door deze passage schemeren de Tien geboden heen. Dat is het verschil niet. Maar wat dan wel? Mij valt op dat het oude formulier in zijn afwijzing van mensen om aan de maaltijd deel te nemen focust op ‘ergerlijke zonden’ en een ‘ergerlijk leven’. Dat zijn zonden die zichtbaar worden voor anderen en aanstoot geven. Over details van die lijst kun je van mening verschillen, maar de intentie is duidelijk: deelname aan de avondmaalsgemeenschap gaat niet samen met een ergerniswekkend leven. Dat is niet alleen ten opzichte van de persoon onacceptabel, maar ook de gemeenschap onwaardig. Zeker, de passage begint met de binnenkant en wijst op de goede gezindheid. Maar dat blijft een kwestie van het zelfonderzoek in het geweten, binnen de kaders van besef dat je tekortschiet, dat je Christus nodig hebt en dat je naar beter verlangt en streeft, met Gods hulp.

In het nieuwe formulier treedt er een verschuiving op waarin niet de aanstootgevende levenshouding een reden is om mensen hun plaats te wijzen buiten de avondmaalsgemeenschap, maar de persoonlijke afweging of ze zich wel goed genoeg aan de Tien geboden hebben gehouden. Dat levert zowel gewetensnood als schijnheiligheid op. Beide zouden moeten worden vermeden. Trouw kerkbezoek, afwezigheid van haatgevoelens, lichamelijke reinheid, matigheid en vrijgevigheid, niet roddelen, het hartgrondig verfoeien van persoonlijke zwakten, dat worden dan de criteria. Daar zitten dingen bij waar mensen van zeggen: daar kom ik nooit aan toe, het avondmaal is niet voor mij. Anderen komen tot de conclusie dat ze het er aardig van af hebben gebracht.

Hier komt, ongetwijfeld onbedoeld, een farizees element de geloofsbeleving binnen. Die kant moet het met de kerk niet op. In een tijd waarin de secularisatie angstwekkend om zich heen grijpt, werkt dat precies averechts. Het druist in tegen de mentaliteit van onze Heer Jezus.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Problemen met een nieuw avondmaalsformulier (1)

Enige tijd geleden moest ik ter voorbereiding op de viering van het avondmaal de zondag daarna het eerste deel lezen van een avondmaalsformulier dat in 2010 door de synode van de CGK definitief is aanvaard. Met de tekst daarvan had ik diverse moeiten, maar ja, de kerkenraad beslist. Ik heb besloten er wat tijd overheen te laten gaan en dan mijn moeiten op mijn weblog nader te verklaren. Dat is wat ik nu ga doen in (minimaal) twee blogs.

Mijn eerste moeite betreft de uitleg die gegeven wordt van het bloed dat in Jezus’ instellingswoorden wordt genoemd. De passage luidt als volgt.

Zonder bloedstorting is er geen vergeving. Het Oude Testament vertelt ons dat God de eerstgeborenen van de Egyptenaars doodde, maar dat de Israëlieten veilig waren achter het bloed dat aan de deurposten gestreken was. Bij de wetgeving op de berg Sinaï moest Mozes het volk met bloed van offerdieren besprengen. Ook bij de tempeldienst vloeide bloed om de zonden te verzoenen. Zo hebben wij het bloed van Christus nodig om gered te worden. Hij is het Lam dat de zonde van de wereld wegneemt. Zijn bloed is het bloed van het nieuwe verbond dat bekrachtigd werd toen Hij uitriep: Het is volbracht!
Wie bescherming zoekt achter dat bloed, heeft versterking van het geloof nodig. De Here gebruikt daarvoor naast het hoorbare Woord ook de zichtbare tekenen van brood en wijn.

Wat mij bezwaard is de verwarrende veelheid van toepassingen van bloed in het Oude Testament die hier worden samengebracht: de offerdienst in het algemeen, het bloed van het Paaslam dat op de deurposten gesmeerd moest worden op de avond vóór de uittocht uit Egypte en ieder jaar in de Pesachviering, het bloedritueel bij de verbondssluiting bij de berg Sinaï. Op welke van deze toepassingen grijpt Jezus nu terug, wanneer Hij de beker van de lofprijzing ‘de beker van het nieuwe verbond in zijn bloed’ noemt? Waar een avondmaalsformulier toch onder meer bedoeld is om de betekenis helder uit te leggen, worden hier alleen maar vragen opgeroepen.

Jezus’ spreken van het bloed van het nieuwe verbond slaat niet terug op het slachten van het Paaslam en het strijken van het bloed daarvan op de buitenranden van de deur. Misschien dat deze opmerking verbazing wekt. Het avondmaal is toch een voortzetting van de Pesachmaaltijd? Zeker, maar niet op de manier dat de wijn in de beker verwijst naar het bloed van het Paaslam. Niet het Paaslam, maar de beker staat centraal. Die ging tijdens de Pesachmaaltijd meerdere keren rond. Prof. Versteeg heeft ons hier destijds op college nadrukkelijk bij bepaald.

Behalve de verbinding met de beker van de lofprijzing legt Jezus een relatie met het bloed van het oude verbond: tijdens de verbondssluiting bij de Sinaï moest het volk besprenkeld worden met bloed, als teken van reiniging en verzoening. Tegenover het bloed van het oude verbond staat nu het bloed van het nieuwe verbond. Die parallellie en climax blijft in het nieuwe formulier ongenoemd.

Er is nog een verbinding die Jezus legt. De uitleg in het nieuwe formulier zwijgt daarover. Dat is de verbinding met zijn eigen leven. Het is zijn bloed dat vergoten wordt tot verzoening van onze zonden. De betekenis van zijn lichaam en bloed staat  in de viering van het avondmaal centraal. Het formulier zegt ‘Zo hebben wij het bloed van Christus nodig om gered te worden’, maar de link met Jezus’ eigen instellingswoorden ontbreekt.

Ook lees ik niets van een uitleg waarom bloed zo belangrijk is. Als je dan zo veel nadruk legt op het belang van bloedhandelingen voor de verzoening, leg dan ook even uit waarom bloed daarbij zo belangrijk is. Dat is niet zo moeilijk, want Leviticus 17:11 is daar expliciet in: in het bloed is het leven (lettterlijk: de ziel, maar met de ziel wordt de levenskern bedoeld); bloedstorting is het geven van leven: het leven van een offerdier in plaats van de offeraar, het leven van Christus in plaats van de gelovigen.

Het laatste manco dat ik waarneem, is dat door de nadruk op het bloed de nadruk op de betekenis van het brood en Jezus’ lichaam nauwelijks aan bod komt. Jezus zegt: ‘Dit is mijn lichaam’. Dat is geen offerterminologie, maar opent nog weer een aanvullend perspectief op de betekenis van Jezus’ instellingswoorden. Door daar niet de aandacht op te vestigen, wordt dat aanvullende perspectief ons in de uitleg onthouden. Jezus’ lichaam en bloed: dat is Hijzelf. Door te eten en te drinken aan de maaltijd vieren wij onze eenheid met Hem. Hij is het zelf die in ons woont door zijn Geest, even zeker als wij het brood eten en uit de beker drinken, zegt de catechismus vanuit het geloof.

Door zo veel te spreken over het bloed in allerlei verschillende contexten, maar zonder heldere uitleg en terugkoppeling op Jezus’ eigen woorden, wordt deze passage in het nieuwe avondmaalsformulier een bloederig geheel die onbegrip en weerstand oproept. Dat is jammer. Niet iedere vernieuwing is een verbetering.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , | Een reactie plaatsen

Heeft God gevoel voor humor?

Ooit vroeg een jeugddienstcommissie mij om het in een jeugddienst eens te hebben over humor in de Bijbel. De gegevens zijn niet zo talrijk. Ik noem enkele voorbeelden.
Ik proef humor in het verhaal van de aankondiging van de geboorte van Abrahams zoon bij Sara die al op hoge leeftijd is. Als zij dat achter het tentdoek hoort, denkt ze: zal ik nog seksueel opgewonden raken, terwijl ik verwelkt ben en ook mijn man al oud is? Bij de gedachte alleen al schiet ze in de lach.
Je zou humor kunnen zien in de opdracht aan de hoge Aramese generaal Naäman, die op voorspraak van een slavin gemaakt Israëlitisch meisje voor de genezing van zijn melaatsheid naar de koning van Israël ging en bij de profeet uitkwam. Hij moest zich zeven maal onderdompelen in het armzalige riviertje de Jordaan.
Op de berg Karmel spoort de profeet Elia de Baälpriesters aan wat harder tot Baäl te roepen om vuur uit de hemel te geven dat hun altaar verbrandt. ‘Misschien heeft hij zich teruggetrokken om zijn behoefte te doen!’
Te denken is aan hoe de profeten de beeldendienst bespottelijk maakten: afgodendienaars nemen een stuk hout, een deel steken ze in brand om zich eraan te warmen en van de rest houwen ze een god.
In Psalm 2 maakt God zich vrolijk over het overmoedige verzet van de vijanden tegen Gods gezalfde koning: hoe verzinnen ze het dat ze van hem kunnen winnen!
Sommige spreuken zijn ook nogal gekruid. ‘Een mooie vrouw zonder verstand is als een gouden ring in een varkenssnuit’ (11:22), en: ‘Wie zich met een ruzie bemoeit die hem niet aangaat, trekt aan de oren van een hond die rustig voorbijloopt’ (26:17).
Je zou ook kunnen denken aan de houding van Paulus toen de verschrikte magistraten van Filippi hem in vrijheid stelden nadat ze gehoord hadden dat hij Romeins staatsburger was. Paulus weigerde te vertrekken indien de hoogwaardigheidsbekleders niet zelf hem en zijn reisgenoot Silas uitgeleide zouden doen.

Uit de Middeleeuwen is de Paaslach bekend, de risus paschalis. De mensen schateren het in een semi-liturgische setting uit. In de kruisiging en opstanding van Jezus heeft God de duivel beetgenomen. Die dacht de overwinning te hebben behaald, maar keek nu beteuterd op zijn neus. God heeft hem een poets gebakken. Maar de vraag is natuurlijk of deze voorstelling van zaken op verantwoorde exegese berust.

Vallen al deze voorbeelden onder de noemer ‘humor’? Misschien is dat een persoonlijke kwestie. Ze kunnen ook worden uitgelegd als uiting van ongeloof, vernedering, verontwaardiging, sarcasme, als treffende vergelijking, of als voorbeeld van op je strepen staan. Met hier en daar wel degelijk een ondertoon van humor.

De vraag of Gód humor heeft is wat mij betreft interessanter en niet zo eenvoudig te beantwoorden. Het antwoord op die vraag heeft ver strekkende gevolgen voor je visie op God. Je kunt voor een antwoord twee kanten op redeneren.

Aan de ene kant kun je zeggen: humor is goed: hij helpt je de moeilijke kanten van het leven te relativeren. Als humor goed is, komt hij van God, want God is de bron van al het goede. Maar als God de bron is van de humor, dan heeft Hij daar affiniteit mee, net als bijvoorbeeld met muziek. Humor, evenals muzikaliteit, hoort bij God. Dan is het moeilijk vol te houden dat Hij geen humor heeft.
Toch is dit argument niet helemaal overtuigend. Seksualiteit is ook in essentie goed en is geschapen door God. Toch kun je daaruit niet afleiden dat Hij zelf een seksueel wezen is.

Aan de andere kant zijn er ook argumenten om aan God gevoel voor humor te ontzeggen. Want wat ís humor? Het is meer dan grappig of geestig zijn. Ten diepste komt humor daaruit voort dat je in staat bent jezelf en je omstandigheden te relativeren. Die zelfrelativering en zelfspot is de voedingsbodem van de Joodse en de Britse humor. Deze humor heeft zowel iets hilarisch als iets mistroostigs; een klein scheutje van dat laatste is voldoende. Deze humor staat als een huis.

Kan vanuit deze achtergrond gezegd worden dat God humor heeft? Het zou betekenen dat Hij zichzelf kan relativeren. Maar wij hebben geleerd over God in absolute termen te denken: Hij is volmaakt in al zijn eigenschappen. Als Hij zichzelf zou relativeren, zou Hij dan geen afbreuk doen aan zijn eigen absolute volmaaktheid? En als wij op een humoristische manier over God zouden spreken, ook al doen we dat vanuit de respectvolle relatie die wij met Hem mogen hebben, wordt dat dan niet meteen spotten? Gaat Herman Finkers op dat punt niet regelmatig over het randje, ook al neemt hij als (bijna) geen andere komiek het geloof serieus?

Als we humor aan God toeschrijven, gaat het beeld dat we van Hem hebben kantelen. Er komt meer aandacht voor zijn menselijkheid. Hij is de God die zich met mensen verbindt en zich met hen vereenzelvigt. Zijn menswording in Jezus tekent Hem in zijn nabijheid. Humor is dan geen aantasting van zijn volmaaktheid, maar wel een van de manieren waarop Hij omgaat met de ambivalenties van het menszijn. Paulus heeft het in zijn brieven aan de Korintiërs bijvoorbeeld over het zwakke van God. Het is geen rare veronderstelling aan te nemen dat God zich daartoe verhoudt, wellicht ook met humor. Dan is er ruimte voor het antwoord: ja, God heeft humor.

Laten we die zienswijze op God toe, dan gaat er iets veranderen in de omgang met Hem. Wordt die ontspannener? Dat zou kunnen. Maar wel vanuit een diepe waardering en eerbied. Het is de moeite waard daar verder over na te denken. Ik volsta met het werpen van een steen in de vijver.

Hoe heb ik dat in de jeugddienst opgelost? De preek besloot met deze woorden: ‘Met God kun je lachen, of dat nu humor heet of niet.’ Daarmee refereerde ik aan Psalm 126: ‘Toen de HEER het lot van Sion keerde, was het of wij droomden, een lach vulde onze mond.’

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , | Een reactie plaatsen

Slavernijverleden en klimaataverij heden

Rond deze tijd is de afschaffing van de slavernij volop in het nieuws. 1 juli is Keti Koti, de gedenkdag waarop de beëindiging ervan wordt herdacht en gevierd. Vele nakomelingen van tot slaaf gemaakten ervaren nog steeds de negatieve gevolgen van sociale achterstelling, de slavennaam waarmee ze geboren zijn, en de herinneringen aan de mensonwaardige omstandigheden waaronder het voorgeslacht moest leven. Alom wordt geroepen om excuses door de nazaten van de overheersers, de koning voorop. Maar beseffen we wel dat excuses te gemakkelijk kunnen zijn en ongeloofwaardig als we in de tegenwoordige tijd dezelfde fouten maken als onze Nederlandse voorouders?

Ik doel op de parallellie tussen de slavernij en de huidige klimaataverij. Natuurlijk zijn er grote verschillen. Die betreffen de onterende behandeling van mensen als persoonlijk bezit, waarvan de eerste generatie gekocht is op de markt, na een gewelddadige ontvoering met onbeschrijfelijke ellende van een zeereis in het volgestouwde ruim van een schip. Zo behandelen wij mensen niet meer, ook niet de boeren, zelfs niet bij benadering, als het om stikstofregels gaat.

Dat neemt niet weg dat de overeenkomsten te denken geven. Vergis je niet in de argumenten waarom mensen op plantages en in andere bedrijven tegen de afschaffing van de slavernij waren. Die zijn in de huidige discussies maar al te herkenbaar. Door het houden van slaven werd een heel economisch systeem in stand gehouden. De afschaffing betekende dat dit systeem op de schop ging, met alle onzekerheid van dien. Het leidde en leidt tot allerlei dilemma’s.

Eerste probleem: hoe moesten de landbezitters hun bedrijf in stand houden, als ze hun schare van goedkope werknemers kwijt zouden raken? Ze zouden veelal over dezelfde mensen kunnen blijven beschikken, dat wel, maar die moesten ze dan in loondienst nemen. Dat moest wel tot enorme kosten leiden. Hoe konden ze dat betalen? Leidde dit niet tot concurrentievervalsing als andere staten de slavernij in stand hielden, of als je buurman níet op vrijwillige basis zijn slaven vrijliet?

Daar komt een emotioneel probleem bij. De eigenaren waren vaak planters in hart en nieren, die met hun familie op de boerenhofstee woonden en daar hun eer en identiteit aan ontleenden. Geen haar op hun hoofd die eraan dacht dit vrijwillig in de waagschaal te stellen.

Er is nog een probleem dat afgeleid is van het economische: een sociaal probleem. Al die mensen die vrij kwamen, waren die in staat ineens het vrije leven te leiden en zelf de verantwoordelijkheid voor hun bestaan te dragen? Lag hier niet een groot gevaar van sociale ontwrichting en misstanden? Werd dit geen voedingsbodem voor criminaliteit en ontwrichting van de rechtsorde? Was het niet beter de slaven slaaf te houden en goed voor hen te zorgen?

Ik denk dat de omslag in denken veel groter was dan tegenwoordig als het om stikstof, CO2 – uitstoot en grondwaterpeil in het verkeer, de industrie en de landbouw gaat. Daar spelen met alle verschillen dezelfde soort problemen en onzekerheden.

Het economische probleem van hogere productiekosten, niet meer rendabel zijn van het bedrijf en de beduchtheid voor concurrentievervalsing spelen ook hier.
Het emotionele probleem zien we levensgroot terug in de boerengezinnen die met het boerenbedrijf vergroeid zijn.
Het sociale probleem is van een andere orde, maar komt ook hier om de hoek kijken. Boeren gebruiken het zelf: als wij jullie monden niet meer voeden, moet het voedsel van ver gehaald worden en gaan de prijzen omhoog door de transportkosten. Bovendien is er dan minder voedsel beschikbaar voor de vele miljarden mensen die deze aardbol bevolken.

Daar staan vroeger en nu de argumenten vóór afschaffing van de slavernij en vóór het voorkomen van klimaataverij tegenover. Het gaat om het bestrijden van een inhumaan instituut en dus de erkenning van de menselijke waardigheid. Dat speelt tegenwoordig ook: wij moeten voorkomen dat de armsten vanaf nu en ons nageslacht straks slachtoffer worden van de ecologische rampen die de opwarming van de aarde teweegbrengt: overstromingen, droogten, bosbranden, ondraaglijke zomerse hitte, mislukte oogsten, orkanen. Als wij zo’n aarde aan hen nalaten door onze nalatigheid, dan is dat een misdaad tegen de menselijkheid.

Een andere overeenkomst is de ontkenning van het probleem. Afschaffing van de slavernij zou meer kwaad doen dan goed. Milieumaatregelen die geld kosten doen ook meer kwaad dan goed. We houden het zonder die maatregelen nog best een poos vol. Hogere kosten en allerlei beperkingen in de bedrijfsvoering brengen alleen maar maatschappelijke onrust. Ook hier is er het gebrek aan bereidheid en het onvermogen óm te denken en de andere kant van de werkelijkheid als uitgangspunt te nemen.

Mijn punt is het volgende. Hoe kun je op een geloofwaardige manier slavernijexcuses maken, als je in de huidige paradigmaverandering niet bereid of in staat bent het oude denkschema los te laten? Dit geldt voor de regering, voor de koning en voor iedere boer en burger. Slavernijexcuses worden dan wel een beetje goedkoop. Je bent dan zelf niet bereid of in staat datgene te doen waarover je de toenmalige slavenhouders in gebreke stelt.

Geplaatst in Uncategorized | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen