In een kolom in het ND van 7 juni 2024 vertelt Klaas Vos dat hij op zondag Trinitatis, de zondag na Pinksteren, bij de oudkatholieken in Hilversum ter kerke is geweest. ‘De liturgie is een weg die je langs en via veel haltes voert naar het hoogtepunt, fysiek een gezegend ‘dieptepunt’’, vanwege het geknielde ontvangen van hostie en wijn. ‘Je krijgt meer dan die tekens, dat is het wonder van de eucharistie. Die met recht zo heet: dankzegging.
In de katholieke traditie is ‘eucharistie’ zelfs aanduiding van de hele dienst geworden, in het teken van het hoogtepunt. Het vieren van de maaltijd wordt daarvan onderscheiden als de communie, de gemeenschap met Christus.
Waar het mij om gaat is dat in de katholieke traditie de liturgie zo duidelijk toewerkt naar een climax: viering van de alle verstand te boven gaande eenheid met Christus. Het voert ons mee tot op extatische hoogten. Vos getuigt ervan: ‘Een golf van blijdschap en dankbaarheid kwam over me, welde in mij op.’
Dat brengt mij bij de vraag: wat is eigenlijk het hoogtepunt van de gereformeerde liturgie? Bij de evangelischen is dat niet zo moeilijk. Daar is het de ervaring van de heilige Geest, vooral in de meeslepende liederen die worden gezongen. Dat kan in een gereformeerde dienst ook wel eens gebeuren, in een bekende psalm of een goed in het gehoor liggend lied met een treffende tekst. Maar je kunt niet zeggen dat daar de liturgie naartoe werkt.
Het verbaast me dat die vraag binnen gereformeerde en/of protestantse kring nooit wordt gesteld. En dat is niet omdat het antwoord als evident wordt ervaren. Ik maak zorgvuldig opgebouwde protestantse erediensten mee waarbij ik me afvraag: waar draait het nu ten diepste om? Waar wil deze dienst mij brengen? In meer traditionele gereformeerde diensten lijkt het erop dat we iedere zondag scherpgesteld moeten worden, dat we, bevrijd van de ballast van onze tekortkomingen, weer gefocust raken op wat God van ons vraagt. Ik ben er niet gelukkig mee.
Het antwoord waar we vaak aan voorbij gaan is eenvoudig. Ligt het hoogtepunt van de traditionele liturgie in de communie, de gemeenschap met Christus, in de waarlijk gereformeerde liturgie is dat ook het geval. Het verschil is alleen dat die communie niet in de maaltijd tot stand komt, zoals in de catholica, maar in de verkondiging, in de communicatie tussen God en de mensen. Daar komt Christus ons tegemoet, daar geeft Hij zichzelf, daar mogen wij Hem in geloof aanvaarden en zijn liefde beantwoorden. Het hoogtepunt van de dienst is dus de preek. Daar wordt de verzoening in Christus bemiddeld, toegezegd, uitgedeeld en ontvangen. De maaltijd is daarvan de zichtbare uitdrukking en bevestiging.
Als dat zo is, dan vraagt dat wel wat van de preek. Die moet Christus in het middelpunt plaatsen, of de verkondiging nu aanhaakt bij een oudtestamentische of een nieuwtestamentische tekst. Het vraagt inzicht en vaardigheden van de voorganger om de grote verbanden te zien en te leggen, zonder dat de link met Christus geforceerd is.
Het vraagt ook van de preek dat die persoonlijk is, dat die onze relatie met Christus aan de orde stelt. Een goede preek heeft een bevindelijke inslag. Het gaat erom dat ook hier de verwondering wordt gezaaid, dat Christus de eer ontvangt, de Vader wordt grootgemaakt en de Geest iets aangereikt krijgt om mee te werken, om toe te passen in ons leven.
Wat daarbij allemaal aan de orde kan en moet komen, laat ik hier buiten beschouwing. Binnen Gods kerk mogen daarin ook verschillende accenten worden gezet. Maar laat zo de eredienst vitaal blijven of weer vitaal worden, doordat de verkondiging Christus centraal stelt en op de hoorders gericht is. Al het andere in de dienst mag naar die eenheid met Christus toewerken of daaruit putten.