In het redactionele commentaar van het Nederlands Dagblad op zaterdag 7 januari 2023 gaat Aaldert van Soest in op het verschijnsel dat mensen de kerk verlaten zonder hun geloof te verliezen. Wel kan het zijn dat ze sommige aspecten van het hun overgeleverde geloof niet langer zonder problemen kunnen aanvaarden. Ook is het mogelijk dat er in die kerk overtuigingen, regels of conventies zijn die niet langer vanzelf spreken maar als knellend worden ervaren. In de voorbije periode is een aantal van zulke mensen in de krant aan het woord geweest.
De commentator spreekt van de pijn waarmee zo’n stap gepaard kan gaan en de zorg die deze beslissing kan geven. Tegelijk pleit hij ervoor elkaar om zulke ingrijpende veranderingen over en weer niet te veroordelen. De een kan geloven buiten de kerk ervaren als bevrijding, de ander kan de vaste kaders van de geloofstaal, het levensritme, de rituelen en de gemeenschap maar moeilijk missen. Als we proberen elkaar te begrijpen en elkaar de ruimte te geven, geeft dat meer ontspanning bij de ingrijpende beslissing de kerk (tijdelijk) te verlaten of, als het leven een andere wending neemt, daarheen weer terug te keren om te schuilen onder de vleugels van traditie en gemeenschap.
Het is goed dat Van Soest met mildheid over kerkverlaters spreekt die niet uit onverschilligheid of gebrek aan belangstelling de kerk de rug toekeren. Er is dan echt iets aan de hand. Hier past geen veroordeling, maar empathie. Sowieso komt ons het oordeel niet toe over diepe beweegredenen van anderen. Laten we eerst maar eens proberen ze te begrijpen. En laten we zelf in de spiegel kijken die ze ons voorhouden. Want hoe komt het dat mensen de kerk als verstikkend ervaren? Zijn wij te rigide in onze opvattingen? In dit pleidooi val ik hem bij.
Toch gaat hij hierin wel erg ver. Het lijkt in zijn stuk net alsof het van ondergeschikt belang is of je je geloof binnen of buiten de kerk ervaart, en of je wel of niet centrale geloofswaarheden aanvaardt. Maar zo is het niet. We kunnen niet om de standaarden heen van geloven en kerk-zijn. Neem de woorden van Paulus: ‘Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered’ (Romeinen 10:9). Die belijdenis is de norm. En als hij zegt dat wij allen als gelovigen leden van het lichaam van Christus zijn (1 Korintiërs 12), van de kerk dus, dan is behoren tot die kerk maatgevend.
Dat neemt niet weg dat mensen daar door allerlei omstandigheden moeite mee kunnen krijgen. Dan past ons geduld, zeker wanneer zij zich niet vijandig tegen de kerk en haar belijdenis afzetten. Van de kerk wordt flexibiliteit, geduld en nederigheid gevraagd, om de mens in crisis niet onder druk te zetten, maar hem of haar zolang mogelijk in liefde te aanvaarden. Ook moeten we ons rekenschap blijven geven van wat tot de hoofdzaken behoort en wat bijzaken zijn. Hier worden mijns inziens de grootste brokken gemaakt.
Hier heeft Van Soest c.q. de krant zelf ook moeten bijleren. Ik kan me nog herinneren dat hij in 2005 een kort artikel schreef in het ND waarin hij melding maakte van de publicatie van mijn boek ‘Hij heeft een vriend’ en de opvallendste punten daaruit op een rij zette. Dat leidde tot een overzicht dat alle nuance miste omdat de argumenterende opbouw van mijn betoog geheel ontbrak. En dat bij zo’n kwetsbaar onderwerp. Het artikel was voor de lezer een duidelijke uitnodiging om ervan te schrikken en ertegen te zijn. Ik heb daar veel last van gehad: mensen die schande van mijn boekje spraken zonder het zelf te hebben gelezen, maar afgingen op het stukje in de krant. Zo kan het in een kerk (en een christelijk betrokken krant) dus niet toegaan wanneer andersdenkenden met liefde en in verbondenheid worden bejegend.
Ik heb overigens in dit artikel geen aanleiding gezien mijn abonnement op het ND te beëindigen, en inmiddels gaat de krant ook anders om met zulke uitingen die niet het mainstreamgevoel vertolken.