Een goed gesprek is geen meningenstrijd, maar een gedachtewisseling over een vraag die je bezighoudt. Een goed geestelijk gesprek doet dat in het verlangen elkaar te dienen en te vinden in liefde. Helaas is de toespraak van collega Rein Kok Delen en/of helen op de ambtsdragerconferentie van Bewaar het Pand geen uitnodiging om zo’n gesprek aan te gaan. Hij legt niet uit dat er vragen liggen waarop we antwoorden zoeken, hij gaat niet in op de antwoorden die tot nu toe gegeven zijn, hij verklaart zich niet nader waarom sommige antwoorden zijn voorkeur hebben, hij schetst alleen opvattingen: opvattingen die hij verwerpt en opvattingen die de waarheid bevatten. En zo zet hij mij aan de verkeerde kant. Dat doet hij naar aanleiding van de brochure die ik eind vorig jaar geschreven heb, Hoe komt de kerk uit de crisis? Maar hij gaat verder terug, tot mijn boek uit 1994 De geloofwaardigheid van de Bijbel. Alleen maar opvattingen, geen probleemstellingen die om een antwoord vragen. Daarom kan ik de hoorder of lezer van zijn toespraak niet kwalijk nemen dat die bij het luisteren of lezen alleen maar bevreemding en onbegrip voelt opkomen bij wat ik naar voren breng.
Het is lastig om op zijn voorstelling van zaken in te gaan, omdat hij blijkbaar niet geïnteresseerd is in het ‘waarom’ van mijn uitspraken, niet geïnteresseerd in de vragen die erachter liggen en de weg van daaruit naar mijn (altijd voorlopige) antwoorden. Toch doe ik een beperkte poging.
In zijn teruggrijpen op mijn boek uit 1994 gaat hij voorbij aan de vraagstellingen die mij bewegen. Een daarvan is: hoe moeten wij de Schrift interpreteren, als een letterlijke duiding tot tegenstrijdigheden leidt, waarbij pogingen tot harmonisatie geforceerd aandoen en daardoor niet overtuigen? In de beantwoording daarvan zoek ik mijn weg, die ik trouwens graag voor beter geef. Maar betere antwoorden heb ik nog niet gekregen, ook niet van hem.
Hij gaat (bijna geheel) voorbij aan de vraag of de scheppingsorde in de Bijbel echt zo doorslaggevend is als vaak wordt beweerd. Ik verwijs daarvoor naar de joodse Schriftuitleg, de midrasj, als de manier waarop de nieuwtestamentische Bijbelschrijvers en ook Jezus zelf zijn gevormd in hun omgang met het Oude Testament, een manier waarop de uitleg wordt verweven met de (toenmalige) actualiteit. Die noemt hij wel, maar alleen om te laten zien hoe verwerpelijk de consequenties zijn die ik daaraan verbind. Hij blijkt geen last te hebben van vragen als: wat betékent het midrasj-achtige beroep in het Nieuwe Testament op het Oude voor de toepassing in ónze actualiteit?
Een andere vraag is hoe Paulus omgaat met de wet: de wet die als letter doodt, de liefde die de wet vervult, het vrij zijn van de wet, de rechtseis van de wet, de geestelijke betekenis van de wet. Kok gaat daar helemaal niet op in. Hij beperkt zich tot algemeenheden en citaten van anderen, meningen dus. Een voorbeeld: het citaat ‘We mogen de geboden nooit ten gunste van de eis van de liefde schrappen’. Hij gaat voorbij aan mijn toelichting dat het daar niet om gaat.
Het is diep triest te zien waarop zijn weergave van uitspraken die ik deed, uitloopt. ‘Als uiteindelijk de cultuur bepalend is, bevinden we ons op een glijbaan. Het bracht H.M. Kuitert tot de slotsom dat het geloof, inclusief het geloof in een god, verbeelding is.’ Zo’n uitspraak drukt zijn diepe bezorgdheid uit, dat begrijp ik wel. Maar ze is vooral suggestief en insinuerend. Ze suggereert namelijk de kwalijke gedachte dat uiteindelijk de cultuur bepalend is. Een van de speerpunten van mijn brochure is echter, dat weliswaar de cultuur onvermijdelijk een rol speelt in onze uitleg, maar dat de cultuur niet bepalend is. Daarom is de glijbaan van Kuitert niet aan de orde; schadelijke beeldvorming en polarisatie wel.
De Bijbel gaat ons erin voor kritisch te zijn op de heidense cultuur die Israël en de kerk omringt. Denk bij ons bijvoorbeeld aan de individualistische genotscultuur. Maar de Bijbel sluit ook aan bij algemeen aanvaarde (= cultureel bepaalde) praktijken, zoals polygamie en slavernij. In onze cultuur zitten diep gevoelde waarden die voor velen onopgeefbaar zijn, bijvoorbeeld persoonlijke ontplooiing en gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Mijn bijdrage aan de discussie is een Bijbelse verantwoording van hoe we daarmee om moeten gaan.
Met zijn lezing heeft Kok de kerken geen dienst bewezen. Ze leidt alleen maar tot hakken in het zand, jezelf en je eigen groep versterken in de eigen mening, geen enkele moeite doen om de ander te begrijpen. Ik stel dit met leedwezen vast. Ook vind ik dat hij mij daarmee onrecht doet.
Dat brengt mij bij mijn laatste punt. Net als in mijn vorige blog neem ik de proef op de som. Heeft ds. Kok met zijn hermeneutische gereedschapskist míj verstaan? Het negatieve antwoord komt uit het bovenstaande ons tegemoet. Hij heeft mij niet begrepen en recht gedaan. Hoe zou dat komen? Daarvoor grijp ik terug op het begin. Een goed gesprek is geen meningenstrijd, maar een gedachtewisseling over een vraag die je bezighoudt. Die achterliggende vraag werpt licht op het ‘waarom’ van wat er gezegd wordt. Eens te meer blijkt: om een uitspraak te verstaan, moet je vragen naar de intentie die in de context tot uitdrukking komt. Dat is wat ik voortdurend probeer. Als dat niet wordt onderkend door iemand die over mij schrijft of spreekt, kan het niet anders of die persoon geeft een misleidende voorstelling van zaken. Een belangrijke hint voor onze hermeneutiek: laten we steeds weer vragen naar het ‘waarom’ van wat er staat.