In het ND van 18 juni 2022 schreef collega Hans van Vulpen in reactie op een artikel van collega Gerard den Hertog over het principiële karakter van de afwijzing van vrouwelijke ambtsdragers. Het kwam neer op: wij kunnen niet anders zonder het gereformeerde karakter van onze kerken op te geven. Dat staat te bezien.
Volgens Van Vulpen is het hart van het christelijke geloof in het geding, omdat deze kwestie onlosmakelijk verbonden is met het gezag en het verstaan van de Heilige Schrift. ‘Gezag’ en ‘verstaan’ van de Bijbel liggen bij hem in elkaars verlengde, want zijn kritiek op een Bijbeluitleg die wél openingen ziet voor vrouwelijke ambtsdragers is, dat daarbij aan de context en cultuur van vandaag een beslissende stem wordt gegeven. Als dat waar zou zijn, wordt met deze uitleg afbreuk gedaan aan het gezag van de Bijbel.
Hij beweert dat dit door de synode is uitgesproken. Daarin heeft hij niet helemaal gelijk. De formuleringen van de synode zijn iets voorzichtiger. Wat ik verder schrijf is daarom niet tegen de synode-uitspraak gericht, maar tegen de opvatting zoals Van Vulpen die verwoordt.
Het is bij de tegenstanders van vrouw in ambt bijna een mantra geworden dat voorstanders aan de eigen cultuur een groter gezag toekennen dan aan het spreken van de Schrift. Als je het maar vaak genoeg herhaalt, gaat de goegemeente het nog geloven ook. Is die methode misschien uit Amerika overgewaaid?
Waarom gaat er niemand in op wat ik daarover in mijn brochure van november 2021 schrijf? Die is aan alle kerkenraden in tweevoud toegestuurd. Het punt is niet dat ik de cultuur erbij haal om daaraan meer gewicht toe te kennen dan aan Gods Woord. Ik doe het om te laten zien dat de invloed van de cultuur in de Schriftuitleg een feit is, door alle eeuwen heen. Dat feit moeten we erkennen om onszelf niet voor de gek te houden door ons te verbeelden dat wij daar boven staan. Allerlei culturele waarden bepalen mee hoe wij de Schrift interpreteren, ook als we ons afhankelijk weten van de leiding van de heilige Geest.
Door dit te erkennen gaan wij niet heersen over de Schrift. Het is omgekeerd: zodra wij ons verbeelden dat wij daarboven staan, dán gaan wij heersen over de Schrift, want dan gaan we onze eigen inzichten in de betekenis gelijkstellen met de waarheid van God.
Afwijzing van de vrouw in het ambt leunt sterk op een opvatting over een onwrikbare scheppingsorde. Nader beschouwd blijkt die scheppingsorde in de Bijbel helemaal niet zo’n grote rol te spelen als de critici waar willen hebben. Waar komt die eenzijdige nadruk vandaan? Uit culturele vooringenomenheid. Dat is niet zo negatief bedoeld als het klinkt. Culturele vooringenomenheid is onvermijdelijk. Het gaat erom dat je die erkent, dan kun je haar toetsen. Welke culturele vooringenomenheid werkt hier door? Die van de typisch moderne behoefte van een vast punt als grondslag van onze kennis. In reactie op Descartes (17e eeuw) werd dat niet het subject (‘Ik denk dus ik ben’), maar onder meer de onveranderlijke scheppingsorde. Intussen werkte de behoefte aan een vast uitgangspunt verbindend.
Het lastige van deze vooringenomenheid is, dat er altijd wel Bijbelteksten zijn waarmee je die meent te kunnen rechtvaardigen. Onder invloed van culturele factoren veroordeelde Augustinus iedere hartstocht in de seksuele gemeenschap. Maar hij had ook Bijbelteksten waarop hij zich beriep. Onder invloed van culturele factoren werd Luther een antisemiet. Maar ook hij had Bijbelteksten waarop hij zich meende te kunnen beroepen. En onder invloed van culturele factoren wees Calvijn iedere bewogenheid in God af, en ook hij had Bijbelteksten waarop hij zich beriep. Geen van die opvattingen wordt onder ons nog gehuldigd. Iets dergelijks is aan de orde bij de ondergeschiktheid van de vrouw.
Ja, ook voorstanders van de vrouw in het ambt worden beïnvloed door culturele factoren, zoals de waarde van elk individu en gelijk recht op ontplooiing. Daar zijn ook Bijbelteksten voor aan te dragen. Die hebben de neiging om voor voorstanders doorslaggevend te zijn en voor tegenstanders niet overtuigend. Net als bij de genoemde posities van Augustinus, Luther en Calvijn. Wat ik in mijn bijdragen aan de discussie probeer te doen is duidelijk maken dat we een spade dieper moeten graven.
Dat ga ik in deze blog niet doen. Daarvoor verwijs ik de lezer naar Meedenken met Paulus en Hoe komt de kerk uit de crisis? Wat ik maar weer eens wil benadrukken, is dat in mijn verantwoording niet de cultuur de doorslag geeft en niet de Schrift daaraan ondergeschikt wordt gemaakt. Het is anders. Vanuit de feitelijkheid van onze culturele vooringenomenheid stel en beantwoord ik de vraag: hoe kritiseren, limiteren en integreren wij onze culturele vooringenomenheid in relatie tot de bevrijdende, normstellende boodschap van het evangelie? Dan is een deel van het antwoord dat ik uit de Bijbel haal: niet door met behulp van geschreven regels die culturele waarden te onderdrukken, maar door te ontdekken of en zo ja hoe ze door de Geest kunnen worden gevuld.
Met dit antwoord dat ik geef is niet iedereen het eens. Dat mag. Dat is een kwestie van verschillend theologisch inzicht. Zelf ben ik ervan overtuigd dat ik het goed zie. Maar ik bega niet de fout dat ik mijn zienswijze verabsoluteer. Als je theologisch van mening verschilt over de beste interpretatie, kun je daarover het gesprek aangaan. Maar ga dan niet verkondigen dat ik het gezag van de Schrift ondergeschikt maak aan de huidige cultuur. Vriendelijk verzoek om daar nu eens mee te stoppen.