Waarom de CU en het CDA zo veel verloren hebben

Het was een bittere pil, te ervaren dat de ChristenUnie en het CDA zo veel verloren hebben in de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer. Er is al veel over gespeculeerd hoe dat zover heeft kunnen komen. Ik draag daar mijn steentje aan bij. Eerst de ChristenUnie.

Na de vorige verkiezingen kwamen van diverse kanten, waaronder de mijne, krachtige pleidooien aan het adres van de CU om niet weer aan een kabinet deel te nemen onder Rutte. Die had zijn geloofwaardigheid volledig verloren: steeds weer zich dingen niet herinneren, steeds weer excuses maken, met als dieptepunt de opmerking over Omtzigt, het inmiddels beruchte ‘functie elders’, waarvan uiteindelijk bleek dat hij het erover gehad had tegenover de informateurs. Rutte was als exponent van de oude bestuurscultuur zijn geloofwaardigheid volledig kwijt.

Aanvankelijk was Gert-Jan Segers gevoelig voor die aandrang. Hij verklaarde niet in een kabinet onder Rutte te gaan zitten. Maar hij haalde bakzeil. Immers, was het argument: over de poppetjes gaan de partijen zelf, hier de VVD dus, en niet een coalitiepartij. Dat is natuurlijk geen indrukwekkend argument. Iedere partij bepaalt zelf de voorwaarden waaronder zij wel of niet wil deelnemen aan een nieuwe regering. De CU had voet bij stuk kunnen houden. Door dat niet te doen heeft zij zich te veel vereenzelvigd met de oude bestuurscultuur gebaseerd op macht en invloed achter de schermen. De kiezer heeft daar de laatste verkiezingen mee afgerekend door de sterke winst van de PVV van Wilders en het NSC van Omtzigt.

Speelt dit voor het CDA ook? Ja, maar dan nog sterker. Het CDA was zelf veel meer exponent van machtsspelletjes gedurende de vorige verkiezingen. Hugo de Jonge won de lijsttrekkersverkiezing maar nipt van Pieter Omtzigt, maar moest vanwege zijn overvolle agenda als gevolg van Covid terugtreden. Wat had meer voor de hand gelegen dan dat nu Omtzigt was gevraagd? Maar nee, dit moest koste wat het kost voorkomen worden. Snel geschakeld: Wopke Hoekstra werd de lijsttrekker en partijleider. Politiek tamelijk kleurloos, maar wat erger is: machtsspelletjes gaven hier de doorslag. Voorafgaande aan de laatste verkiezingen heeft het CDA hier niet expliciet afstand van genomen en niet erkend dat dit fout was. Spijtig, want met Omtzigt had het CDA een speler van formaat kunnen worden.

Maar er speelt nog iets mee, over de hele linie. Dat heeft te maken met de kiezer, de christelijk georiënteerde kiezer incluis. Het is een ontwikkeling die zorgen baart. Ik zie een tendens waarin de kiezer minder hecht aan principiële waarden en steeds meer zich focust op de waan van de dag. Waan in plaats van waarden. Het lijkt wel of de verkiezingen worden gezien als boeiende attractie, alsof het mikken op enerverende resultaten de motivatie bepaalt. Bij alle oprechte zorgen die een rol spelen is niet meer de lange adem maar de opwinding van het moment bepalend, ook als dat ten koste gaat van de principiële uitgangspunten.

We moeten ons realiseren dat regeren in een veelpartijendemocratie altijd een rommeltje blijft. Het gewenste krachtige geluid, de sterke man of vrouw, past daar niet bij. Willen we zo’n democratie? Zo niet, dan wachten ons barre tijden.