ND-columniste Kelly Keasberry hangt als predikant haar toga aan de wilgen. Dat betekent: zij gaat niet meer voor in diensten, op een enkele uitzondering na, zoals ze zegt. Zij is voorwerp geweest van een ‘pijnlijk kruisverhoor’. Na een dienst werd zij door twee ouderlingen op haar preek aangesproken, die van haar wilden weten of ze de kern van de christelijke geloofsbelijdenis nog wel onderschreef. Zij bedankt ervoor om op die manier zich telkens weer te moeten verantwoorden en zich door jan en alleman te laten be- en veroordelen.
Voor deze beslissing vraagt zij begrip door zich te beroepen op een collega-predikant uit Engeland, Alexander Lang, die eind 2023 was gestopt. Door corona was hij uitgeput, gestrest, eenzaam en bezorgd over de toekomst van de kerk. Hij zei: als predikant heb je duizend bazen, je bent afhankelijk van de goedkeuring van al die gemeenteleden. Hij voelde zich beperkt in zijn persoonlijke en spirituele groei, en kon zijn gedachten niet vrijelijk delen.
Ik weet waar zij het over hebben. In mijn actieve dienst van meer dan veertig jaar heb ik er ook mee te maken gehad, niet alleen in reactie op sommige publicaties, maar ook op sommige preken. Vaak ervoer ik het als een spagaat: wel zo nodig op het scherp van de snede, er niet omheen draaien, en tegelijkertijd het vertrouwen van de gemeente niet verliezen, ook niet van een deel van de gemeente, want dan zouden er in de gemeente twee groepen kunnen ontstaan. Vertrouwen van je gemeente is een essentiële voorwaarde voor een predikant om te kunnen werken. Zonder vertrouwen ben je weg, met alle desastreuze gevolgen van dien, niet in de laatste plaats voor je gezinsleden.
Ook onderschat ik de crisis niet waarin je kunt terechtkomen, als de dingen je bij de handen afbreken en je je aan alle kanten belemmerd voelt. Ik ervaar het niet als eigen verdienste dat ik het tot aan de pensioengerechtigde leeftijd heb kunnen volhouden. God is mij genadig geweest. Ik wil mijn collega’s dan ook niet veroordelen.
Toch zet ik een vraagteken bij hun keuze. Keasberry herkent zich in de verzuchting van Lang dat hij niet de rest van zijn leven wilde vechten tegen een systeem dat niet is ontworpen voor iemand zoals hij. Hij zou dan eindigen als een boze, verbitterde, gebroken mens. Was het systeem waar Jezus tegenaan liep dan wel ontworpen voor Iemand zoals Hij? Hing zijn geloofwaardigheid niet juist daarmee samen dat Hij doorging tot het einde? Lokt het evangelie niet altijd tegenstand uit? En hebben mensen met kritiek niet meer dan eens een punt, en is het niet een kwestie van liefdevol respect om je voor die mogelijkheid open te stellen?
Keasberry schrijft: ‘Soms is het bevrijdend om een deur te sluiten en Christus te herontdekken als kloppend hart van onze gemeenschap. Dat kan met toga, maar net zo goed schrijvend achter je laptop.’ Is dat waar? De gemeenschap vraagt om ontmoeting, ook om kritiek, van twee kanten, en om de bereidheid om vanuit Gods liefde samen die kritiek onder ogen te zien. Daarvoor heb je het genademiddel van de verkondiging nodig, en niet alleen het sociale medium van de laptop.
Dit sluit niet uit dat er een moment aanbreekt waarop je zegt: ik kan niet meer. Maar ook is de diepste crisis vaak een keerpunt gebleken waar Gods dienaren en dienaressen gesterkt uit tevoorschijn kwamen, extra toegerust voor hun taak.