Verzoening door het kruis van Christus (3)

Gerechtigheid

In de vorige bijdrage kwamen we uit bij de constatering dat het evangelie van het kruis van Christus alles te maken heeft met gerechtigheid. Wat wordt er in de Bijbel met ‘gerechtigheid’ bedoeld? Daarover gaan we het deze keer hebben. Ik doe dat met behulp van een anekdote.

Ik kan me nog goed herinneren dat ik tentamen deed bij professor Oosterhoff in een voorkamertje van zijn woning aan de Bosweg in Apeldoorn. Het was een tentamen waarin onder meer het boek van Norman Snaith, The distinctive ideas of the Old Testament (1964) aan de orde kwam, dat naast Gods heiligheid en verbondsliefde Gods gerechtigheid of rechtvaardigheid behandelde. Snaith laat zien dat de gerechtigheid van God in het Oude Testament betrekking heeft op het welzijn van ieder en bijzondere aandacht heeft voor de zwakke: de wees, de weduwe en de vreemdeling, dat er voor hen hulp en bescherming is. De goede manier van leven die daar voor mensen bij hoort, betreft het juiste gedrag volgens Gods aanwijzingen om oprecht en betrouwbaar met elkaar om te gaan. ‘Gerechtigheid’ komt op deze manier dicht bij heil en vrede. Ik onderschreef die verbinding tussen ‘gerechtigheid’ en ‘heil’ wel zoals die door Snaith en vele anderen op grond van de Bijbel gelegd is. Maar ik vond het toch ook eenzijdig daar alle nadruk op te leggen. Is Gods gerechtigheid niet ook eisend en straffend? In die periode meende ik pal te moeten staan voor de oude, vertrouwde waarheid zoals ik die had meegekregen, waarin gerechtigheid een belangrijke straffende component had.

Op het betreffende tentamen benadrukte Oosterhoff met veel overtuiging het reddende karakter van de gerechtigheid. Ik herinner me dat hij daarbij rood aanliep, zoals dat vaker gebeurde wanneer hij met veel passie zijn punt wilde maken. Een belangrijke tekst in ons gesprek was Jesaja 59:17: ‘Hij (dat is God) gordde het harnas van de gerechtigheid aan en zette de helm van de redding op zijn hoofd. Hij deed het kleed van de vergelding aan en hulde zich in de mantel van de strijdlust.’ Het ‘harnas van de gerechtigheid’ staat hier in parallellie met de ‘helm van de redding’. Parallellie in poëtische teksten betekent in de Hebreeuwse literatuur vaak dat beide versdelen elkaar herhalen, aanvullen en verklaren.

Ik dacht er nog steeds het mijne van. Er staat in die tekst immers ook dat God het kleed van de vergelding aandeed? Duidt dat niet op een vergeldende gerechtigheid? Vers 18 vervolgt deze gedachte ook nog eens: ‘Hij zal ieder naar zijn daden vergelden.’ Op de ene of andere manier is Gods gerechtigheid dus ook verbonden met zijn vergelding!

Daar heb ik in de loop van de tijd een nader inzicht in gekregen. Inderdaad, Gods gerechtigheid is hier verbonden met zijn vergelding, maar wel op een speciale manier. Die vergelding treft de vijanden die Israël het leven onmogelijk maken. Ze maakt dus deel uit van Gods reddingsactie. De vijanden proberen Gods reddend en zegenend handelen ongedaan te maken. Wanneer Hij nu optreedt om zijn volk te verlossen van deze kwelling, impliceert dit dat deze vijanden onschadelijk worden gemaakt. Zij krijgen de rekening gepresenteerd van hun vijandig gedrag. Gods vergelding staat hier dus in functie van zijn verlossing. God is furieus tegen mensen die het goede leven van anderen verstieren en verwijdert hen uiteindelijk van het wereldtoneel, uit de samenleving en uit de gemeenschap van zijn kinderen.

Nog een voorbeeld van dit accent op de uitschakeling van tegenstanders. In Psalm 72:4 lezen we: ‘Moge hij (dat is: de koning van God) recht doen aan de zwakken, redding bieden aan de armen, maar de onderdrukker neerslaan.’ Zodra de onderdrukker is geëlimineerd, kunnen de zwakken en de armen opgelucht ademhalen. Zij hoeven niet bang meer te zijn. Zij zijn veilig onder Gods hoede. Het neerslaan van de onderdrukker is dus voluit evangelie. Het past geheel binnen de perceptie van Gods gerechtigheid die redt. Dezelfde samenhang tussen gerechtigheid en het uitschakelen van de vijand is te vinden in Psalm 7:10-12; 9:3-6; 11:1-7; 129:3-6. Als we het over Gods gerechtigheid hebben, moeten we dat niet verbinden met ‘afstandelijk’ of ‘streng’. Achteraf krijgt Oosterhoff op dit punt van mij toch gelijk.

Wie een uitgebreider verantwoording wil lezen over de betekenis van ‘gerechtigheid’ in Oud én Nieuw Testament verwijs ik naar deze link (4000 woorden).

Maar nu ontstaat er een probleem. Als bij ‘Gods gerechtigheid’ de nadruk ligt op zijn redding, en niet op zijn vergelding, schuurt dat dan niet met de traditionele opvatting over de verzoening, waarin wel de vergeldende gerechtigheid leidend is? Dat zien we bijvoorbeeld in de Heidelbergse Catechismus. Daarover de volgende keer.

Tags: