Het offerbloed en het losgeld
In de vorige afleveringen heb ik mijn inzicht in het verzoeningsgebeuren rond het kruis van Christus uit de doeken gedaan. Vanaf nu ga ik in op thema’s die daar goed in blijken te passen, maar die bij een traditioneel verstaan ook aanleiding kunnen vormen om op mijn voorstelling van zaken kritiek te leveren. De aandacht daarvoor blijkt mijn positie alleen maar te versterken.
In de derde aflevering kwamen we tot de conclusie dat in de Bijbel nergens Gods gerechtigheid betaling eist voor onze schuld. Maar hebben we daarmee de volle breedte van wat de Bijbel zegt wel tot zijn recht laten komen? Denk aan de betekenis van het offer. Veronderstelt het offer in de Bijbel niet dat er eerst betaald moet worden voor onze schuld? Immers, ‘zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving’ (Hebr. 9:22). Als dat zo is, moet God wel vooraf die voorwaarde stellen en aan zijn Zoon de opdracht meegeven om zijn leven voor ons als volmaakt offer te geven, zo lijkt het. Het antwoord op de vraag halen we uit de manier waarop de Bijbel over het verzoeningsoffer spreekt.
Daarbij speelt het bloed van het offerdier een wezenlijke rol. Leviticus 17:11 zegt daarover: ‘het bloed is de levenskracht van een levend wezen. Ik heb het jullie gegeven om daarmee op het altaar verzoening te doen, want bloed kan, als levenskracht, verzoening bewerken.’ Deze centrale tekst zegt dat God het bloed aan de mensen gegeven heeft om verzoening te bewerken op het altaar. In de gave van het bloed gaat de beweging van God naar de mensen. Het is een gave van God aan de mensen. Er staat niet dat het een gave is van de mensen aan God.
Daar staat tegenover: het offer is een offergave aan God. Wordt dan niet het bloed aan God aangeboden als (symbolische) betaling? Dat zou kunnen, maar het wordt nergens gezegd. Het kan ook betekenen dat de offeraar met dit offerritueel aan God zijn gehoorzaamheid, zijn schuldbesef en zijn geloofsvertrouwen toont. Of dat hij God herinnert aan diens eigen gave.
In het Nieuwe Testament lezen we dat het bloed van Christus ons verlost (Ef. 1:7), het brengt dicht bij God (Ef. 2:13), het brengt vrede (Kol. 1:19v), het reinigt van alle zonde (1 Joh. 1:7), het bevrijdt ons van onze zonden (Openb. 1:5v). Daar staat niet bij: het betaalt onze schuld aan God. Toch zijn er teksten die het bloed van Christus in verband brengen met ‘vrijkopen’. In Petrus 1:18-19 en Openbaring 5:9 wordt het bloed van het lam, Christus, verbonden met het kopen of vrijkopen van mensen voor God. Duidt dat niet op een betaling aan God voor aangedaan onrecht?
Zonder verwijzing naar Jezus’ bloed komen de termen vrijkopen en losgeld of losprijs ook voor. Vormen die teksten geen indicatie dat Christus de prijs heeft betaald aan zijn Vader om ons te bevrijden van de zonde? Te denken is aan Mattheüs 20:28 en Marcus 10:45: ‘de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’ Zie verder Galaten 3:13, Galaten 4:4v, 1 Timotheüs 2:5v en Titus 2:14.
Maar als we goed kijken, ontdekken we dat deze teksten wel spreken van een betaling door Jezus, maar niet van een betaling aan God. Neem de bekende woorden van Jezus in Mattheüs en Marcus. Is God hier Degene die het losgeld gééft of die het kríjgt? De woorden wijzen in de richting van de eerste optie. De Mensenzoon is gekomen om zijn leven te geven als losgeld voor velen. ‘Gekomen’ betekent: bij God vandaan naar de aarde. God is het die Hem met een missie heeft gezonden, wat Galaten 4:4 ook expliciet zegt. God zendt zijn Zoon opdat Die zijn leven als losgeld geeft. Openbaring 5:9 zegt ook dat het lam met zijn bloed mensen voor God gekocht heeft. Dat wijst niet in de richting van een koopprijs die aan God betaald is.
Misschien moeten we het beeld van de loskoop niet te veel willen invullen. Als wij zeggen: ‘verzoening heeft een prijs’, dan denken we er ook niet bij na aan wie die prijs moet worden betaald. Je zegt ermee: het vraagt heel veel om bereid te zijn je te verzoenen met mensen die je vijandig gezind waren. In de Bijbel zelf vinden we ook een voorbeeld van het betalen van losgeld terwijl volledig onduidelijk blijft of er aan iemand betaald moet worden en zo ja aan wie. Ik bedoel Jesaja 43:3, waarin het volk van God wordt aangesproken: ‘Want Ik, de Heer, ben je God, de Heilige van Israël, je redder. Voor jou geef Ik Egypte als losgeld, Nubië en Seba ruil ik in tegen jou.’ Deze woorden vat ik als volgt op: jij bent Mij bijzonder veel waard, meer dan de andere volken; Ik heb er alles voor over om jou terug te winnen. Gód betaalt hier het losgeld. Aan wie? Dat ligt buiten de horizon van de tekst. Ik zou ook nog kunnen wijzen op de Hebreeuwse werkwoorden g’l (lossen, loskopen) en pdh (vrijkopen), gebruikt voor Gods redding van zijn volk..
Tot hiertoe hebben we in de Bijbel geen aanknopingspunten gevonden om ons de betekenis van Jezus’ sterven zo voor te stellen dat Hij om ons met de Vader te verzoenen, onze schuld bij de Vader heeft afgelost of terugbetaald. Wat Hij deed is niet voor onze zonden betalen, maar onze zonde tot in haar bitterste schadelijke ernst erkennen en doorleven, en daarvoor plaatsbekledend boete doen. In deze grondige erkenning van de zonde in onze naam wordt aan God recht gedaan en de weg geopend voor verzoening.