Verzoening door het kruis van Christus (6)

Een dynamische verzoeningsleer

In de vorige blog zijn we een centraal gegeven op het spoor gekomen: verzoening door voldoening is niet zozeer verzoening door betaling van de schuld, maar vooral verzoening door boetedoening. Want ‘gerechtigheid’ is niet primair rechtmatige vergelding, krijgen wat je verdient, maar het scheppen van verhoudingen waarin ieder tot zijn recht komt. Dat was de roeping van Jezus op aarde. De schandalige ontvangst die Hem te beurt viel tekent de diepte van de menselijke vervreemding van God. En wat is nu het ontzagwekkende van Gods reactie daarop? Niet wraak, maar plaatsbekleding: Jezus die in onze plaats gaat staan en uit naam van de zijnen boete doet, en de Vader die deze boetedoening aanvaardt. Dat ga ik nu verder uit de doeken doen.

De volgende contouren van een dynamische verzoeningsleer staan mij voor ogen. God zendt zijn Zoon naar deze wereld om de mensen bij Hem terug te brengen, om hun de weg van het goede leven uit te leggen, om hun de genade van God te onthullen, om Gods heilzame koningschap uit te roepen, om de macht van het kwaad uit te dagen en uit te bannen, om genezing en vergeving te bewerken, om een vernieuwd volk om zich heen te vergaderen dat vol is van Gods liefde en Hem geeft waar Hij recht op heeft.

Van meet af aan wist God dat de confrontatie van zijn Zoon met de macht van het kwaad ongekend heftig zou zijn en zou uitlopen op de dood van zijn Zoon als mens. Toch weerhield Hem dit er niet van positief het contact met en het herstel van zijn mensheid te zoeken. Jezus zocht de zwakken en de armen op, zieken en bezetenen genas Hij, Hij ontfermde zich over de paria’s en onderwees de radicale liefde. Hij kreeg te maken met onbegrip, verdachtmakingen, tegenwerking en openlijke vijandschap van de leidende Joodse klasse, zowel godsdienstig als politiek. Jezus ging de confrontatie aan met de wetgeleerden en de tempelautoriteiten. Met zijn intocht in Jeruzalem op een ezel presenteerde Hij zich als de messiaanse koning. De tegenstand groeide en leidde ertoe dat Jezus werd gevangengenomen, en dat de mensenmassa werd opgehitst om voor het gerechtsgebouw van de Romeinse procureur zijn kruisdood te eisen. Dat leidde tot zijn veroordeling en terechtstelling op de kruisheuvel buiten de stad. Zijn volgelingen hadden hun Meester verlaten om een veilig heenkomen te zoeken.

God wist dat het hierop zou uitlopen, niet op de manier dat Hij dat zo vooraf had gepland, maar omdat Hij het hart van de mensen kende en als geen ander doorzag hoe de dingen op aarde werkten, én omdat Hij als God de hele geschiedenis overziet. (Voorbeelden uit vele: 1 Koningen 8:39; Psalm 33:13-15; Handelingen 1:24; Hebreeën 4:13.) Het ‘moeten’ van het lijden van Christus is niet te herleiden tot de eis die God als voorwaarde vooraf voor de verlossing had neergelegd. Het ‘moeten’ is wel te herleiden tot de onvermijdelijkheid in een missie die erop gericht was het kwaad te weerstaan en te overwinnen door de liefde. Deze weg van de rechtvaardige was al voorgetekend in het Oude Testament.

Toen het zover kwam dat die gerechtelijke moord op zijn Zoon werd gepleegd, had God kunnen zeggen: nu is de maat vol, dit is onvergeeflijk. Mijn laatste appel op de mensheid heeft gefaald. Nu trek Ik mijn handen van hen af en geef Ik hen over aan het kwaad waartoe zij zelf hun toevlucht hebben genomen. Maar dat deed Hij niet. De verschrikkelijke, onheilspellende kruisiging van zijn Zoon die Hem diep raakte en heilige toorn in Hem opriep, keerde Hij om. Hij greep die aan als het volmaakte offer voor de afschuwelijke zonde die de mensen tegen God en zijn Zoon begingen. Hij maakte die gerechtelijke moord tot een nieuw begin, de bron en het fundament voor verzoening.

We zien dat hier de plaatsbekleding en de voldoening door Jezus in stand blijven. Hij ging die weg voor ons, Hij in onze plaats. Waarom hecht God daaraan? Omdat de ernst van het kwaad dat God is aangedaan onderkend moest worden. Er moest door of namens de mensen worden getild aan het gewicht van de zonde. Aan de gedupeerde, God, moest recht worden gedaan. Dat is de genoegdoening die God eist, de prijs van de verzoening. Schuld vraagt om erkenning en God aanvaardt zijn Zoon als degene die deze erkenning geeft. Dat doet Hij volledig, want Hij is door de diepste verschrikking heengegaan van het onrecht dat wij God aandeden door het zijn Zoon aan te doen.

Toch is die genoegdoening niet het primaire doel van zijn komst. Het primaire doel daarvan is dat God en mens weer bij elkaar komen. Het kruis was primair een manifestatie van opstand tegen God, de escalatie van een ontzettende relatiecrisis. Tegen de achtergrond van deze demonstratie van vijandschap die door God was voorzien en doorzien, kan Jezus’ sterven als offer voor onze zonden eveneens als doel van zijn komst worden bestempeld. Het kruis van Jezus brengt zo twee dingen aan het licht: de aard en de ernst van de zonde als uitbanning van God uit het leven én de weergaloze trouw en liefde van God die dit einde maakte tot een nieuw begin.