Afwijking van de afgesproken regels
Vast en bindend
Egas tilt zwaar aan het feit dat kerken die vrouwen in een ambt bevestigen daarmee afwijken van de afspraken die door de kerken zijn gemaakt in hun synodevergaderingen. Hij ziet dit als woordbreuk. Alle ambtsdragers hebben toch met een handtekening verklaard dat ze zich aan alle kerkelijke bepalingen zullen houden? En deze verklaring is geworteld in artikel 31 van de kerkorde: alles wat bij meerderheid van stemmen is besloten zal voor vast en bondig (bindend) worden gehouden. Door je daar niet aan te houden pleeg je woordbreuk en daarmee zondig je. Aldus Egas.
Rechtlijnig
Deze redenering bevat een rechtlijnigheid die ik niet kan evenaren. Maar is rechtlijnigheid altijd billijk? In dit geval niet, dunkt me. Want een kerkenraad die overgaat tot het kandideren en bevestigen van vrouwen tot ouderling of diaken heeft met meer verantwoordelijkheden te maken. Pas als je die in rekening brengt kun je tot een evenwichtige beoordeling komen: niet rechtlijnig, maar in perspectief.
Primaire verantwoordelijkheid
Een kerkenraad heeft inderdaad te maken met bindende afspraken binnen het kerkverband. En ja, ambtsdragers ondertekenen een formulier waarin zij verklaren dat zij zich daaraan zullen houden. Dat is de ene kant. Maar een kerkenraad heeft ook met de gemeente te maken. Ik zeg dat niet helemaal goed: de kerkenraad heeft in de eerste plaats met de gemeente te maken. Die vormt haar primaire verantwoordelijkheid.
Roep vanuit de gemeente
Neem de volgende situatie. In de gemeente klinkt breed de roep om ook vrouwen in de kerkenraad te benoemen. De mensen snappen niet dat dat niet kan. In hun beleving is dat niet meer van deze tijd. Tegenover collega’s en buren schamen ze zich ervoor uit te komen dat ze christelijk-gereformeerd zijn. Het roept vervreemding op. Sommigen hebben er al aanleiding in gezien de gemeente te verruilen voor een kerk die wel vrouwelijke ambtsdragers heeft. Zij lezen ook Bijbelstudies waarin de benoeming van vrouwen in de ambten als legitieme mogelijkheid wordt voorgesteld, bijvoorbeeld Meedenken met Paulus van ondergetekende. De kerkenraad gaat zich in de zaak verdiepen en komt tot de conclusie dat er geen bijbelse bezwaren tegen de vrouw in het ambt zijn. De druk vanuit de gemeente groeit. Wat nu te doen?
Keuze voor vrouwelijke ambtsdragers
Zijn eerste verantwoordelijkheid is de gemeente. Hoe voorkomt zij dat de gemeente verloopt door een beleid dat door de grote meerderheid niet wordt gedragen en waar hij zelf ook niet achter staat? De kerkenraad kan het dan als zijn verantwoordelijkheid opvatten om de ambten wel op en te stellen voor vrouwen, ook al is dit tegen de kerkelijke bepalingen.
Is dit een zonde?
De vraag is dan: is dit een zonde? Vroeger zouden we het in de ethiek een botsing van plichten noemen. Die term vind ik niet zo geslaagd, omdat dit een plichtethiek veronderstelt, en dat vind ik niet zo’n geschikte noemer voor een bijbelse ethiek. Maar dat terzijde. De bedoeling is duidelijk: soms kun je in situaties terechtkomen waarin verschillende verantwoordelijkheden je in verschillende richtingen trekken. Welke loyaliteit zou dan de voorrang moeten hebben? Die met de eigen gemeente of die met het kerkverband? Het antwoord is niet moeilijk. Je primaire verantwoordelijkheid heeft voorrang.
Kwalijke beschuldiging
Is dat reden voor verdachtmaking en beschuldiging van zonde? Zo’n oordeel kan alleen maar voortkomen uit puur onbegrip. Vanaf de publicatie van deze blog is het kwalijk als Egas en de zijnen in deze houding zouden volharden.
