Homoseksualiteit en het gezag van de Bijbel – vijf opties (5)

Gelijkwaardigheid

Ik pak de draad van mijn serie over homoseksualiteit weer op

Geen deviatie maar variatie
De vijfde benadering in de reeks van opklimmende acceptatie van homoseksualiteit is die waarin homoseksualiteit als geheel gelijkwaardig aan heteroseksualiteit wordt gezien. Homorelaties gelden dan als volwaardige variant van heterorelaties, en zijn evenals de opties 3 en 4 aan dezelfde normen van liefde en trouw gebonden als het heterohuwelijk. Optie 5 heeft als extra dat een homorelatie zelf als huwelijk kan worden erkend. Bij optie 3 en 4 stonden daarvoor nog bezwaren in de weg. Die zijn bij de vijfde benadering opgeheven. Homoseksualiteit wordt hier niet gezien als deviatie (afwijking) van de door God in de schepping gestelde norm, maar als variatie. Het gaat om een veelkleurige diversiteit aan uitingsvormen van seksualiteit. Deze optie sluit het best aan bij de meest gangbare opvatting in de samenleving, tot uitdrukking komend in de wetgeving.

Argumentatie
Voor deze opvatting hebben voorstanders de volgende argumentatie.

  • Genesis 1 en 2 geven niet een soort scheppingsnorm voor de seksuele relaties onder mensen, maar gaan uit van de meest voorkomende praktijk van relaties tussen man en vrouw.
  • Seksualiteit is een identiteitsbepalende factor voor de mens; gelovige mensen die zichzelf in hun diepste verlangens als homoseksueel kennen, ervaren dit als: zo heeft God mij gemaakt.
  • Homoseksualiteit komt ook onder dieren voor. Het is dus een scheppingsgegeven.
  • Als homoseksualiteit niet als gelijkwaardig aan heteroseksualiteit wordt beschouw, komen homo’s altijd in een positie terecht waarin ze zich moeten verdedigen en waarin ze worden gediscrimineerd.

Sodomie
Onder deze argumentatie ligt een observatie die ook bij de opties 3 en 4 al van belang was: homoseksualiteit als een diepgewortelde aanleg in de persoonlijkheid wordt in de Bijbel nergens gesignaleerd. Het woord homoseksualiteit ontbreekt volledig. Wat wij homoseksueel gedrag noemen staat in de Bijbel altijd in een weerzinwekkende context: schending van het gastrecht (Genesis 19, Sodom), heidendom (Leviticus 18 en 20), goddeloosheid en ‘in wellust ontbranden’ (Romeinen 1). Je zou daar beter van sodomie kunnen spreken dan van homoseksueel gedrag, zoals Genesis 19 duidelijk maakt dat seksuele geaardheid er helemaal geen rol in speelt.

Gelijke rechten
Deze vijfde opvatting over de gelijkwaardige positie van homorelaties ten opzichte van heterorelaties heeft consequenties voor rechten die we daaraan toekennen. Die dienen dan gelijk te zijn. Homo’s kunnen een huwelijk in gelijke rechten sluiten als hetero’s, de kerk zal dan ruimte bieden voor de zegening van zulke relaties. Ook het recht op kinderen wordt hun toegekend. Dat roept wel weer ethische vragen op over draagmoederschap en kunstmatige inseminatie van zaad van een (al dan niet anonieme) donor.

Bijbelse bedenkingen
Deze ruimste acceptatie van homoseksualiteit in haar essentie en relaties is heel tegemoetkomend en daarmee sympathiek, maar zorgt toch ook wel voor steentjes in de schoen als het om de bijbelse toetsing aankomt. Beschrijven Genesis 1 en 2 alleen de meest gangbare en algemeen bekende vorm van seksuele omgang? Nageslacht speelt daar toch een wezenlijke rol, inherent aan de relatie en los van medische kunstgrepen. Volgens Jezus (Matteüs 19) is het van den beginne zo geweest, gemeenschap tussen een man en een vrouw voor de duur van het leven. Anders gezegd: in Genesis 1 en 2 wordt beschreven hoe God het oorspronkelijk heeft bedoeld.

Balans
Als we de balans opmaken van de vijf opties die – met onderbreking van andere aandacht vragende kwesties – in achtereenvolgende blogs zijn beschreven, komen we tot de volgende conclusie. Ze beroepen zich alle op de Bijbel om de verdedigde positie te ondersteunen, maar bij alle vijf komen vragen op of ze aan de Bijbel in al zijn invalshoeken wel volledig recht doen. Dat brengt ons bij een indringend probleem: kan het beroep op de Bijbel wel echt overtuigen? Of zijn we alleen bezig onszelf te overtuigen? En verder: wat betekent dit voor de manier waarop wij in de kerk ons gesprek over homoseksualiteit voeren en ons beleid bepalen? Die vragen wil ik in een volgende bijdrage aansnijden.