Problemen met een nieuw avondmaalsformulier (1)

Enige tijd geleden moest ik ter voorbereiding op de viering van het avondmaal de zondag daarna het eerste deel lezen van een avondmaalsformulier dat in 2010 door de synode van de CGK definitief is aanvaard. Met de tekst daarvan had ik diverse moeiten, maar ja, de kerkenraad beslist. Ik heb besloten er wat tijd overheen te laten gaan en dan mijn moeiten op mijn weblog nader te verklaren. Dat is wat ik nu ga doen in (minimaal) twee blogs.

Mijn eerste moeite betreft de uitleg die gegeven wordt van het bloed dat in Jezus’ instellingswoorden wordt genoemd. De passage luidt als volgt.

Zonder bloedstorting is er geen vergeving. Het Oude Testament vertelt ons dat God de eerstgeborenen van de Egyptenaars doodde, maar dat de Israëlieten veilig waren achter het bloed dat aan de deurposten gestreken was. Bij de wetgeving op de berg Sinaï moest Mozes het volk met bloed van offerdieren besprengen. Ook bij de tempeldienst vloeide bloed om de zonden te verzoenen. Zo hebben wij het bloed van Christus nodig om gered te worden. Hij is het Lam dat de zonde van de wereld wegneemt. Zijn bloed is het bloed van het nieuwe verbond dat bekrachtigd werd toen Hij uitriep: Het is volbracht!
Wie bescherming zoekt achter dat bloed, heeft versterking van het geloof nodig. De Here gebruikt daarvoor naast het hoorbare Woord ook de zichtbare tekenen van brood en wijn.

Wat mij bezwaard is de verwarrende veelheid van toepassingen van bloed in het Oude Testament die hier worden samengebracht: de offerdienst in het algemeen, het bloed van het Paaslam dat op de deurposten gesmeerd moest worden op de avond vóór de uittocht uit Egypte en ieder jaar in de Pesachviering, het bloedritueel bij de verbondssluiting bij de berg Sinaï. Op welke van deze toepassingen grijpt Jezus nu terug, wanneer Hij de beker van de lofprijzing ‘de beker van het nieuwe verbond in zijn bloed’ noemt? Waar een avondmaalsformulier toch onder meer bedoeld is om de betekenis helder uit te leggen, worden hier alleen maar vragen opgeroepen.

Jezus’ spreken van het bloed van het nieuwe verbond slaat niet terug op het slachten van het Paaslam en het strijken van het bloed daarvan op de buitenranden van de deur. Misschien dat deze opmerking verbazing wekt. Het avondmaal is toch een voortzetting van de Pesachmaaltijd? Zeker, maar niet op de manier dat de wijn in de beker verwijst naar het bloed van het Paaslam. Niet het Paaslam, maar de beker staat centraal. Die ging tijdens de Pesachmaaltijd meerdere keren rond. Prof. Versteeg heeft ons hier destijds op college nadrukkelijk bij bepaald.

Behalve de verbinding met de beker van de lofprijzing legt Jezus een relatie met het bloed van het oude verbond: tijdens de verbondssluiting bij de Sinaï moest het volk besprenkeld worden met bloed, als teken van reiniging en verzoening. Tegenover het bloed van het oude verbond staat nu het bloed van het nieuwe verbond. Die parallellie en climax blijft in het nieuwe formulier ongenoemd.

Er is nog een verbinding die Jezus legt. De uitleg in het nieuwe formulier zwijgt daarover. Dat is de verbinding met zijn eigen leven. Het is zijn bloed dat vergoten wordt tot verzoening van onze zonden. De betekenis van zijn lichaam en bloed staat  in de viering van het avondmaal centraal. Het formulier zegt ‘Zo hebben wij het bloed van Christus nodig om gered te worden’, maar de link met Jezus’ eigen instellingswoorden ontbreekt.

Ook lees ik niets van een uitleg waarom bloed zo belangrijk is. Als je dan zo veel nadruk legt op het belang van bloedhandelingen voor de verzoening, leg dan ook even uit waarom bloed daarbij zo belangrijk is. Dat is niet zo moeilijk, want Leviticus 17:11 is daar expliciet in: in het bloed is het leven (lettterlijk: de ziel, maar met de ziel wordt de levenskern bedoeld); bloedstorting is het geven van leven: het leven van een offerdier in plaats van de offeraar, het leven van Christus in plaats van de gelovigen.

Het laatste manco dat ik waarneem, is dat door de nadruk op het bloed de nadruk op de betekenis van het brood en Jezus’ lichaam nauwelijks aan bod komt. Jezus zegt: ‘Dit is mijn lichaam’. Dat is geen offerterminologie, maar opent nog weer een aanvullend perspectief op de betekenis van Jezus’ instellingswoorden. Door daar niet de aandacht op te vestigen, wordt dat aanvullende perspectief ons in de uitleg onthouden. Jezus’ lichaam en bloed: dat is Hijzelf. Door te eten en te drinken aan de maaltijd vieren wij onze eenheid met Hem. Hij is het zelf die in ons woont door zijn Geest, even zeker als wij het brood eten en uit de beker drinken, zegt de catechismus vanuit het geloof.

Door zo veel te spreken over het bloed in allerlei verschillende contexten, maar zonder heldere uitleg en terugkoppeling op Jezus’ eigen woorden, wordt deze passage in het nieuwe avondmaalsformulier een bloederig geheel die onbegrip en weerstand oproept. Dat is jammer. Niet iedere vernieuwing is een verbetering.