Visie van mr. dr. Pieter Pel op de kerkfusie

In een artikel ‘Kerk-en-fusie: waar is de gemeente?’ (http://bezinninggkv.nl/publicaties/) verdedigt mr. dr. Pieter Pel dat het fusiebesluit alleen geëffectueerd kan worden nadat de plaatselijke kerken dat hebben kunnen beoordelen. Daarom vindt hij het een omissie dat er nog steeds geen formeel fusiebesluit is. Dit komt pas in april, kort voor de beoogde fusiedatum 1 mei 2023. De kerkenraden en de gemeenteleden worden zijns inziens ten onrechte buiten de besluitvorming gehouden. De synode verkeert in de onjuiste veronderstelling dat plaatselijke kerken automatisch onderdeel worden van het nieuwe kerkverband. Het gevolg zal zijn dat het fusiebesluit, op deze wijze genomen met voorbijgaan aan de plaatselijke kerken, niet rechtsgeldig zal zijn.

Laten we hem eerst zelf aan het woord. ‘Volgens gereformeerd kerkrecht zijn de plaatselijke kerken zelfstandige kerken. Zij zijn op vrijwillige basis toegetreden tot het landelijke kerkverband. Het landelijke kerkverband (synode) kan een plaatselijke kerk niet zonder haar eigen bewilliging zomaar overhevelen naar een ander landelijk kerkverband. Die bevoegdheid is de synode niet gegeven, niet in de kerkorde en ook niet in een andere regeling of besluit. De bevoegdheid van de synode om te besluiten tot fusie van de kerkverbanden (‘koepels’) gaat niet zover dat zij voor individuele plaatselijke kerken kan beslissen om daarin mee te gaan. Dat moeten die plaatselijke kerken echt zelf beslissen.’

Hij beroept zich hiervoor op drie bepalingen uit de huidige kerkorde. De eerste heeft betrekking op de toetsing van synodebesluiten: als een kerkenraad van oordeel is dat een besluit van de GS in strijd is met het Woord van God of de kerkorde, moet hij revisie instellen. Het tweede gaat over de raadpleging van de gemeente: met het oog op de hoofdzaken van zijn beleid raadpleegt de kerkenraad de gemeente. En het derde betreft de instemming van de gemeenteleden. Die is nodig bij beslissingen met verstrekkende financiële gevolgen.

Wat vind ik hiervan? Allereerst: het geformuleerde uitgangspunt deugt niet. Dat is de veronderstelling dat volgens het gereformeerde kerkrecht de plaatselijke kerken op vrijwillige basis zijn toegetreden tot het landelijke kerkverband. Kijk, ze zijn natuurlijk niet tégen hun wil toegetreden. Maar zij hebben dat gedaan in de overtuiging dat Christus alle belijders van zijn naam samenbrengt en aan elkaar geeft. Een kerkverband is meer dan het resultaat van een initiatief van plaatselijke kerken. Het is een voorlopige en gebrekkige afspiegeling van het kerkvergaderende werk van Christus en van de eenheid in Hem. Samen kerk zijn is ten diepste geen kwestie van vrijwilligheid, maar van gehoorzaamheid-in-liefde.

Daarom kan ook niet gezegd worden dat de totstandkoming van de fusiekerk afhankelijk is van de toetreding van de plaatselijke kerken. Het kerkverband, zijnde een uitdrukking van Christus’ kerkopbouwwerk, herkent broeders en zusters in een ooit afgescheiden kerkelijke gemeenschap in het ene geloof, en werkt met vreugde en gehoorzaamheid aan toenadering en eenwording. Dat is een besluit van de breedste vergadering van het kerkverband. De plaatselijke kerken gaan dan inderdaad vanzelf mee, niet naar een volstrekt nieuwe fusiekerk, zij blijven gewoon in hun kerkelijke gemeenschap die nu uitgebreid is, en omwille van de afstemming met de manieren van die andere kerken ook met aanpassingen in de kerkorde te maken krijgt.

Even tussendoor: hier is het in 1892 bij de Vereniging van Afgescheidenen en Dolerenden ook mis gegaan. Enkele gemeenten besloten niet mee te gaan met de Vereniging. Een van de argumenten was dat de kerkfusie van bovenaf was opgelegd en niet van onderop is ontstaan. Zij gingen de CGK vormen. Ik vermoed dat dat ook de achtergrond is van de werkwijze die deze kerkgemeenschap in de jaren ’60 tot en met ’90 van de vorige eeuw heeft toegepast in de contacten met verwante kerken: inzetten op plaatselijke contacten en herkenning. Daar zit natuurlijk ook wel een kern van redelijkheid in: geestelijke eenheid laat zich niet uitsluitend van bovenaf regisseren, zij moet ook van onderop groeien in de onderlinge gemeenschap. Dat zal ook straks ná de fusie terdege een roeping blijven.

Terug naar het fusieproces. Staat de plaatselijke kerk er dan alleen maar bij en kijkt ze ernaar? Nee, als de kerkenraad bezwaard zou zijn, op grond van de Bijbel of de kerkorde, heeft hij de mogelijkheid en in zijn eigen optiek ook de plicht zich aan deze nieuwe kerkgemeenschap te onttrekken. Alleen, dan is dát het besluit dat de kerkenraad aan de gemeenteleden moet voorleggen.

Het beroep op de bepaling dat de kerkenraad over hoofdzaken van zijn beleid in samenspraak met de gemeente beslist, gaat bij de deelname aan de fusiekerk niet op. Die is immers geen kerkenraadsbeleid of kerkenraadsbesluit. Het gaat hier om een synodebesluit. Niet de veronderstelde toetreding, maar een eventuele onttrekking aan het nieuw gevormde kerkverband is voorwerp van besluitvorming.

Ik heb de hartelijke wens dat kerkenraden en gemeenten in staat zijn de grotere geestelijke belangen van kerkelijke eenwording te zien en die te laten prevaleren. Dat neemt niet weg dat er zaken kunnen zijn waarmee je niet gelukkig bent of die zorgen geven. Maar laat dat voor niemand een reden zijn om de fantastische basis waar wij op staan, de grondslag van onze belijdenis, te veronachtzamen.