In de podcast van het ND ‘Dick en Daniël Geloven het Wel’ komt collega Anton Egas met een eenvoudige oplossing voor de patstelling waarin de synode van de CGK zich nu bevindt naar aanleiding van de discussies over vrouw en ambt. Zijn gesprekspartner, collega Henk Mijnders, gaat daar schoorvoetend in mee. Laten we de kerken opsplitsen in CGK-A en CGK-B. Geestelijk-inhoudelijk zijn beide compartimenten onafhankelijk van elkaar en vrij om hun eigen koers te varen, maar praktisch zijn ze nog verbonden om belangrijke gezamenlijke projecten voort te zetten, zoals de theologische universiteit, de zending en de predikantspensioenen, om de belangrijkste te noemen. Egas noemt het een federatief model. Hij stemt in met de typering ‘latrelatie’. Zou dat het beste antwoord zijn op de impasse waarin de kerken zich bevinden?
Tijdelijke opluchting
Mijn eerste reactie was er een van opluchting en waardering. Als we dat doen en onderling goede afspraken maken, dat zijn we van een hoop problemen af. Egas beperkt zich hier niet tot kritiek en grimmige taal – ‘zij eruit of wij eruit’ –, hij doet een constructief voorstel en neemt daarbij de ander serieus. Bovendien sprak een van zijn motieven mij aan: hij zou er nooit voor kiezen met zijn gemeente Hersteld Hervormd te worden, want dat zou onvermijdelijk tot een scheuring in zijn gemeente leiden, omdat er ook mensen zouden zijn die CG willen blijven.
Toen ik er wat langer over nadacht, kregen mijn moeiten de overhand. Je kunt hier niet van een federatief model spreken. Inhoudelijk heb je geen boodschap meer aan elkaar. Je kunt het ook geen latrelatie noemen? Het is eerder te vergelijken met een echtscheiding waarin nette een omgangsregeling worden getroffen voor de kinderen. De voorstelling van zaken is te positief.
Overwegende bezwaren
In feite wordt hier de kerkelijke gemeenschap ontbonden. Daarmee ondermijnt de synode haar eigen draagvlak en maakt ze zichzelf onmogelijk. Een synode zonder gezamenlijk kerkelijk draagvlak bestaat niet. Daar geeft de kerkorde natuurlijk ook geen ruimte voor. Die stelt (in art. 30) dat de behandeling van zaken op een kerkelijke vergadering op kerkelijke wijze dient te gebeuren. Daar valt niet onder: het probleem oplossen door een kerkscheiding voor te bereiden. Dat is in strijd met de onderlinge kerkelijke omgang. Die gaat uit van verbondenheid en dus van de wederzijdse erkenning van broeders en zusters van hetzelfde huis. Voorbereiding van een kerkscheuring, hoe ‘zacht’ ook, is een onkerkelijke handelwijze. Daarvoor heeft een synode geen mandaat.
Belangrijker nog: de kerk is van Christus. Ook al zijn we als kerkverband maar een kleine minderheid te midden van vele denominaties, toch, hoe gebrekkig en hoe voorlopig ook: het kerkverband is uitdrukking van het geloof in de ene kerk van Christus. Christus bouwt zijn kerk en brengt die bijeen. De zichtbare kerk wordt in het NT lichaam van Christus genoemd. En Paulus roept uit: is Christus gedeeld? Dit daagt ons uit de eenheid te zoeken, ook met andere christelijke belijders, maar het verbiedt ons uit elkaar te gaan om redenen die niet de kern van het geloof betreffen. De scheiding van de kerk in een A- en een B-richting is in strijd is met de Schrift, de belijdenis en de kerkorde.
We zijn nog lang niet uitgepraat
Hoe komt het toch dat het geduld ter rechterzijde op is? In een eerder interview (9 mei 2022) verklaarde Egas: ‘we zijn uitgepraat.’ Maar we zijn nog lang niet uitgepraat. Het inhoudelijke gesprek is nog nauwelijks begonnen. Laat ik een paar onderwerpen noemen:
- dat onze vooronderstellingen een onvermijdelijke en onmisbare rol spelen bij het verstaan van bijbelse teksten;
- dat je, als je je dat niet bewust bent, met je vooronderstellingen gaat heersen over de Schrift;
- hoe bijvoorbeeld het schema ‘voorwerpelijk – onderwerpelijk’, dat in bevindelijke kringen zo’n grote rol speelt, teruggaat op het vroegmoderne denken (17e eeuw), tijdgebonden dus;
- dat je je vooronderstellingen niet kunt uitschakelen, maar dat je ze kunt onderwerpen aan het gezag van de heilige Schrift en hoe dan;
- dat je je wel kunt beroepen op incidentele uitspraken, bijvoorbeeld over het zwijgen van de vrouw, maar dat het veel belangrijker is voor je onderwerping aan het Schriftgezag dat je je bezint op de bijbelse plaats van de wet in het evangelie.
Angst en onwil
Hierover zijn tot op heden nooit open gesprekken gevoerd. Het comité voor de organisatie van de jaarlijkse ambtsdragersconferentie moet hier met ere genoemd worden. Steeds weer heeft dat geprobeerd de verschillende stromingen met elkaar in gesprek te brengen. Toch is ook daar het onvermogen gebleken elkaar te bereiken. Inmiddels zijn deze conferenties gestopt.
Waar komt die moeizaamheid door? Door angst en onwil. Neem het thema ‘vrouw en ambt’. Op de rechterflank is men van mening dat je over de vrouw in het ambt eigenlijk in de kerk niet samen mag nadenken. Zodra je dat gaat bespreken, maak je het bespreekbaar. En zodra die bespreekbaar is, gaat daar de suggestie van uit dat het een te verdedigen optie is. Daarmee geef je aan de opvatting dat vrouwen ambtsdrager kunnen worden te veel ruimte, is de gedachtegang. Homo’s in een relatie en vrouwen in een ambt, die onderwerpen zijn niet bespreekbaar. Op die manier ben je snel uitgepraat.
Bastion
Zo is er een bastion van zekerheden opgericht. Mensen die er anders over denken worden verdacht gemaakt. De echte vragen, waarvan ik er hierboven enkele noemde, worden niet onder ogen gezien. ‘Nieuwe hermeneutiek’, is het oordeel, ‘te veel toegeven aan de tijdgeest’. Die oordelen zijn meer bedoeld om afkeer op te roepen dan om duidelijkheid te verschaffen. Door de ongrijpbaarheid kun je je er ook maar moeilijk tegen verdedigen. Ze hebben daarmee een suggestieve lading. Terwijl voorstanders van de vrouw in het ambt oprecht van mening zijn dat hun standpunt bijbels gefundeerd is.
Maar het bastion van zekerheden, daar is geen doorkomen aan. Minderheidsargumenten kunnen nooit echt besproken worden, behalve in instructies, appels en revisieverzoeken aan synodes. Maar ook daar worden ze zelfverzekerd ter zijde geschoven als niet overtuigend.
Het is goed je te realiseren dat de grondleggers van het christendom en de Reformatie (Jezus, Paulus, Luther) zich juist daardoor onderscheidden dat ze bastions hebben doorbroken, zonder nieuwe op te richten.
Klem gezet
De behoudende meerderheid heeft steeds weer de minderheid haar wil opgelegd. Die werd daardoor echt klem gezet. Of het nu ging (lange tijd) om het kerklied, om homoseksualiteit of de vrouw in het ambt: de bijbelse argumentatie van de kerkelijke besluiten schoot voor de minderheid tekort, en de besluiten stonden haaks op waar hun gemeenten aan toe waren. Wat moet je dan, wanneer je in zo’n positie zit? Vanuit je eigen overtuiging kiezen wat in het belang van de gemeente is waarvoor je verantwoordelijk bent, of je voegen in het synodale beleid dat in je gemeente een hoop onbegrip en onrust teweegbrengt? Kerkenraden werden in een hoek gedreven: kiezen voor de eigen gemeente zou volgens de meerderheid neerkomen op woordbreuk, want in het ondertekeningsformulier verklaren ambtsdragers zich aan alle kerkelijk besluiten te houden. Maar het gaat wel om besluiten waarvan de meerderheid wist dat de minderheid daar principiële bezwaren tegen had. Dat is geen eerlijke manier van met elkaar omgaan.
Geen afwijzing
Hoewel mijn kritiek fors is, betekent dit niet dat ik gelovigen met stevige opvattingen afwijs. Ook van hen kan ik leren. Ik kan onder de indruk zijn van hun soms diep doorleefde geloof. De veiligheid van de duidelijke afbakening van goed en fout kan me soms bekoren. Zij zetten me ertoe aan mijn eigen positie steeds weer te toetsen. Met hen wil ik in één kerkverband zitten. Mijn probleem ontstaat, wanneer verdedigde opvattingen over de genoemde onderwerpen als reden worden aangevoerd om de kerk te breken. Dan breekt mijn hart. Dan denk ik: dit is sektarisch.
Hoe verder?
Mijn vrees is dat ter rechterzijde het bastion niet wordt verlaten. Of in dat geval de verdeling in A en B in de woorden van Mijnders, ‘de minst slechte’ is, kan ik niet beamen. Er klinken ook geluiden dat we de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor wat plaatselijke gemeenten doen niet moeten overdrijven (Hans Bügel). Dat schept ineens veel ruimte. Maar één ding: laat de samenwerking zich niet beperken tot enkele organisatorische zaken. Zoek een structuur waarin we elkaar toch rekenschap blijven vragen en geven van onze inhoudelijke standpunten! Voor een gezamenlijke voortzetting van de theologische universiteit in Apeldoorn is dat ook nodig. Beide richtingen willen toch een inhoudelijke band met de TUA bewaren en zich in het onderwijs herkennen? Misschien moet bij de TUA dan ook de taak worden neergelegd om het inhoudelijke gesprek over wezenlijke thema’s te organiseren. In open ontmoetingen, zoals op de ambtsdragersconferenties, en met verantwoordingsplicht aan beide synodes. Dat is goed voor de universiteit, maar ook voor de kerken. Want ik blijf ervan overtuigd: het gesprek moet doorgaan. We kunnen van elkaar leren, ook als we elkaar niet kunnen overtuigen. We móeten elkaar blijven zoeken, ter wille van de Heer van de kerk.
Deze blog is eerder als column verschenen op Cvandaag.