De brief van de commissie vertegenwoordiging kerken van de CGK
Open brief
In een open brief die op de website van de CGK is gepubliceerd, verklaren de deputaten voor de vertegenwoordiging van de kerken, bestaande uit de leden van het voormalige moderamen van de synode, dat zij meegaan in het advies van de rechter in een kort geding dat de kerkenraad van Broeksterwoude-Petrus heeft aangespannen. Dat advies luidde: zorg dat er een roepende kerk wordt aangewezen voor een volgende synode. Dat betekent concreet: ofwel de inmiddels afgesloten synode weer samenroepen om dit besluit te nemen, ofwel als deputaatschap, tegen het besluit van de synode in, zelf een roepende kerk aanwijzen.
De deputaten kiezen voor de laatste optie, maar verklaren onmiddellijk daarna dat het eigenlijk niet kan: de synode heeft een weloverwogen besluit genomen om geen roepende kerk aan te wijzen, en het deputaatschap heeft niet het mandaat om de synode die inmiddels gesloten is, weer bijeen te roepen of tegen het synodebesluit in nu toch een roepende kerk aan te wijzen. Toch geven zij aan het advies van de rechter gehoor, om een verder juridisch steekspel te voorkomen.
Deputaten vertegenwoordiging hebben gelijk
In een belangrijk opzicht hebben de deputaten gelijk. Hun mandaat reikt niet zo ver dat zij een afgesloten synode kunnen samenroepen. Gesloten is gesloten. Er bestaat in het kerkverband maar één permanente vergadering, dat is de kerkenraad. Andere vergaderingen worden geopend en gesloten. Als ze gesloten zijn, bestaan ze niet meer. Alleen de besluiten bestaan nog. Wij kunnen geen doden tot leven wekken. Ook een deputaatschap vertegenwoordiging kerken kan dat niet.
Ook een roepende kerk voor een volgende synode aanwijzen valt buiten het mandaat. Dat recht, én die plicht, rust op de synode, voordat ze wordt afgesloten. Als dat niet is gebeurd? Dan kan geen een commissie, door de synode benoemd, dat repareren. Deputaten noemen die keuze van de synode weloverwogen. Het is de vraag of dat juist is. De gevolgen zijn namelijk niet te overzien.
Deputaten vertegenwoordiging hebben ongelijk
Toch hebben deputaten ook ongelijk. Ze hebben tóch besloten een roepende kerk aan te wijzen. Hoe kan dat nou, als ze daartoe niet het mandaat hebben? Onmogelijk. Een bron van veel discussie en geharrewar. Op deze manier komen we er met elkaar heus niet uit. Vier van de vijf deputaten trekken dan ook de consequentie dat ze zich terugtrekken uit het deputaatschap. Kennelijk zijn ze niet bereid voor hun besluit, dat ze een ‘standpunt’ noemen, de verantwoordelijkheid te nemen en het te verdedigen. Ze zetten hun eigen ‘standpunt’ daarmee weg als onverantwoord. Ze ontkrachten hun eigen . Logisch dat Broeksterwoude-Petrus daar geen genoegen mee neemt.
Onbegrijpelijke motivatie
De beweegreden van de deputaten om zichzelf in zo’n spagaat te brengen is, dat zij een verdergaande juridisering willen vermijden. Maar waar zijn ze dan op uit? Ze hebben leiding gegeven aan een synode die zelf alle mogelijkheden om op een kerkelijke manier in beroep te gaan heeft uitgeschakeld. Het bijeenroepen van een nieuwe synode heeft zij immers geblokkeerd door geen nieuwe roepende kerk aan te wijzen. Dat is toch vragen om juridische problemen en geschillen.
Deputaten vertegenwoordiging verwijzen niet expliciet naar 1 Korintiërs 6, waar Paulus kritiek levert op de praktijk dat gelovigen hun onderlinge geschillen voor de wereldlijke rechter uitvechten. Toch vermoed ik dat hun moeite met juridische procedures daar wel mee te maken heeft.
Paulus stelt daar de vraag: ‘Is er dan niet één wijs mens onder u die uitspraak kan doen?’ Door de kerkelijke weg niet te bewandelen (die vraagt een nieuwe roepende kerk aan te wijzen) en daarmee een nieuwe synode onmogelijk te maken, zegt de synode eigenlijk: onder ons ontbreken die wijze mensen die een uitspraak kunnen doen in de impasse die ons nu verdeeld houdt. Dus nee, die wijze mens is er niet. Bovendien gaat het hier niet zomaar om een belangenconflict (dat natuurlijk ook), maar om een principiële positiebepaling in de vraag hoe we de kerk van Christus zien en kunnen dienen. Het gaat om zijn eer.
Beroep op artikel 31 van de kerkorde
De deputaten beroepen zich op artikel 31 van de kerkorde. Zij denken daarbij aan de zin: ‘Wat bij meerderheid van stemmen uitgesproken is, zal voor vast en bondig worden gehouden’. Met andere woorden: daar moeten alle kerken zich aan houden. Behalve als je bewijst dat dit in strijd is met Gods Woord, de belijdenis of de kerkorde. Dan buigt de synode zich daarover en doet die een uitspraak. Daarmee is de zaak beslist. Aldus de interpretatie van de deputaten en van de meerderheid van de synode. Deputaten voegen eraan toe: als we zo niet meer kunnen werken, hoe kunnen we dan nog leiding geven?
In wat nu volgt ga ik uitleggen dat die interpretatie van artikel 31 niet deugt, en dat er een vrij eenvoudige weg is om uit de impasse te komen. De uitdaging is alleen om die weg ook te gaan. De praktijk leert dat een deel van de kerkenraden die weg niet wil, ook al komen ze daarmee in conflict met de adequate uitleg van artikel 31. Op de vraag die deputaten retorisch stellen, ‘functioneert artikel 31 K.O. nog wel als de praktijk iets anders laat zien?’ kan worden geantwoord: artikel 31 kan heel goed functioneren, maar dan moet iedereen zich wel achter een gereformeerd verantwoorde interpretatie daarvan stellen.
Deputaten slaan de plank mis
Deputaten hanteren een verkeerde uitleg. Hoe weet ik dat? Doordat hun uitleg ingaat tegen de belijdenis. Die stelt in artikel 7 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat een uitspraak van een kerkelijke vergadering niet gelijk mag worden gesteld met de Bijbel, en dat een kerk die dat toch doet een valse kerk is.
Dat is precies wat de genoemde uitleg doet. Die stelt: als de synode heeft geconcludeerd dat een ander standpunt in strijd is met de Bijbel, dan is het beroep op de Bijbel voor dat andere standpunt niet geldig. Het revisieverzoek wordt verworpen. De zaak is beslist. Het synodestandpunt is bindend.
Het probleem hiermee is, dat mensen die de Bijbel anders verstaan gedwongen worden het synodebesluit vóór de Bijbel te laten gaat. Dat is in strijd met de belijdenis. Want niet een kerkelijke vergadering heeft het laatste woord, dat heeft de Schrift.
Tenzij bewezen wordt…
Wat gaat hier fout? Er is onvoldoende gelet op de woorden in artikel 31 ‘vast en bondig, tenzij bewezen wordt dat het in strijd is met Gods Woord…’ Hier wordt een voorbehoud gemaakt op de geldigheid van een kerkelijk besluit. Het synodebesluit moet overeenkomen met de Bijbel. En dat moet worden bewezen.
Er staat niet bij door wie dat moet worden bewezen, maar dat ligt voor de hand. Het moet worden bewezen door de bezwaarde partij. Maar dan is het niet klaar. Als die dat naar haar beste inzicht heeft bewezen, moet het worden weerlegd door de synode. Dat is meer dan dat zij haar eigen standpunt onderbouwt, zoals tot op heden gangbaar is. Als dat weerleggen niet gebeurt, blijft voor de bezwaarde partij haar eigen Schriftverstaan de norm.
En als je elkaar niet kunt overtuigen? Dan kun je als synode over die zaak maar beter geen besluit nemen en de diversiteit laten bestaan. Dat is beter dan dat de meerderheid aan de minderheid haar wil oplegt. Dat is vragen om moeilijkheden. Maar helaas gaat het al tijden zo.
Hoe verder?
Hoe moeten we nu verder? Het zou deputaten vertegenwoordiging passen zich te verootmoedigen voor de verkeerde beslissing van de synode geen roepende kerk aan te wijzen. Verder zouden we samen bereid moeten zijn de onderlinge verschillen te dragen zolang we elkaar met een beroep op de Bijbel niet kunnen overtuigen. Vanuit de plaatselijke kerken zouden initiatieven moeten ontstaan voor een nieuwe synode. Classes en regionale synoden zouden daaraan moeten meewerken. Gemakkelijk is het niet. Maar het is de enige manier om het kerkelijke samenleven weer op gang te krijgen.
Deze blog is op 22 september 2025 enigszins gewijzigd op de website van Cvandaag geplaatst. De rechter moest toen nog uitspraak doen. Die oordeelde dat de commissie vertegenwoordiging kerken de bevoegdheid had een nieuwe roepende kerk aan te wijzen. De kerk van Hoogeveen is inmiddels aangewezen. De meest principiële kwestie blijft hoe we artikel 31 van de kerkorde recht doen.