Waar gaat het mis op de synode van de CGK?

Met deze bijdrage onderbreek ik mijn serie over homoseksualiteit.

Het grote manco Het reddingsplan voor het behoud van het kerkverband is verworpen. Na de manier waarop de revisieverzoeken op het besluit over vrouw en ambt zijn afgewezen, kon je dat wel aan zien komen. Het grootste manco van de synode komt namelijk in de totstandkoming het besluit over vrouw en ambt aan het licht. Daarna kwam de verwerping van het reddingsplan. Door afgevaardigden is het een afschuwelijk besluit genoemd waarover we ons diep moeten verootmoedigen voor God. Maar wat is dat waard, als we ons niet tegelijkertijd diep verootmoedigen tegenover elkaar? Daaraan heeft het ontbroken, reeds bij de afwijzing van de revisieverzoeken over vrouw en ambt.

‘Merk op mijn jammerklacht’
Aan het einde van de zittingsweek is Psalm 130: 1 gezongen: ‘Uit diepten van ellenden roep ik met mond en hart’. Kun je dat in zo’n situatie wel met een eerlijk geweten zingen? In datzelfde couplet staan de woorden: ‘merk op mijn jammerklacht .’ Wat is de jammerklacht tijdens het zingen? Dat het ‘ons’ niet lukt om samen kerk te zijn? Maar op dat moment is er geen ‘ons’: de vergadering is hopeloos verdeeld. Kerkscheuring wordt als onvermijdelijke consequentie gezien. Heimelijk ben je van mening dat de schuld van de situatie bij de anderen ligt. Maar dan is het een jammerklacht over die anderen. Geen verootmoediging tegenover elkaar en een schijnverootmoediging tegenover God. De goeden niet te na gesproken.

Noodlottig misverstand
In de benadering van de meerderheid van de voorbereidingscommissie voor de revisieverzoeken heerst een noodlottige misvatting. Zij gaat ervan uit dat de zaak niet meer inhoudelijk hoeft te worden behandeld, er hoeft alleen gekeken te worden of er nieuwe argumenten worden aangedragen. En als dat niet zo is, dan kan een revisieverzoek meteen de prullenbak in. En de synode is de meerderheid van de commissie op die weg gevolgd.
Laat dit nu niet de bedoeling van een revisieverzoek zijn over een eerder besluit waarin de bijbelse verantwoording al een wezenlijke rol speelde! De boodschap van zo’n revisieverzoek kan zijn: de vorige synode heeft onze argumenten niet goed getaxeerd. Daarom brengen we ze met nieuwe kracht en met extra uitleg en verantwoording nogmaals onder de aandacht, nu van de nieuwe synode. De synode moet dus wel degelijk een inhoudelijke beoordeling van de 50 (!) revisieverzoeken.

Miskenning van de basis voor de kerkelijke eenheid
Er moet me nog iets van het hart. In de preambule van de ondertekeningsformulieren voor ambtsdragers staat, dat ambtsdragers beloven hun ambtswerk te doen in gebondenheid aan de leer van de Heilige Schrift zoals die is verwoord in onze belijdenisgeschriften. ‘Dat vormt de basis van onze eenheid als kerkverband. Op grond hiervan hebben we elkaar gevonden en mogen we samen kerk zijn.’
Maar nu blijkt er voor de eenheid van de kerken ineens nog iets meer nodig te zijn, iets wat in de belijdenis niet wordt genoemd: eenduidig beleid over vrouw en ambt. En dat terwijl de commissieleden die dit benadrukken ook verklaren dat met de kwestie ‘vrouw en ambt’ ‘niet noodzakelijkerwijs het Schriftgezag in het geding is’, en dus ook niet de belijdenis, vul ik aan, want die is gebaseerd op de Schrift.
Hiermee wordt de betekenis van de belijdenis als bindmiddel van de kerken miskend. Erger nog, daarmee wordt de inhoud van de belijdenis, de God die wij belijden en kennen in Jezus Christus, miskend. Het gaat om Hem die door Petrus beleden werd als de Christus, de Zoon van de levende God. Daarom noemt Jezus Petrus de rots waarop de kerk wordt gebouwd.

Is er nog toekomst voor de CGK?
De CGK kunnen alleen toekomst hebben als zij weer op de basis van de gezamenlijke belijdenis gaan staan, als afgevaardigden niet eigen opvattingen willen laten heersen over die van anderen, als ze bereid zijn zich tegenover elkaar te verootmoedigen en samen voor God, als ze het gesprek met elkaar willen blijven aangaan en bereid zijn zich steeds weer te verantwoorden van hun verstaan van de Schrift en naar elkaar te luisteren. En ja, dan ontstaat er ook ruimte voor inzichten in en toepassingen van de Schrift die niet iedereen deelt. Niet in de zin van ‘dat moet iedereen zelf maar uitzoeken’, zoals collega Van der Rhee dat typeerde, maar in een bescheiden houding waarin de een de ander uitnemender acht dan zichzelf, en waarin de bereidheid bestaat om de moeite en het verdriet van onoverbrugbare verschillen samen te dragen.