Wij hebben onze hand overspeeld

Vervolg op de vorige blog ‘Waar gaat het mis op de synode van de CGK?’

Verootmoediging
In de vorige blog heb ik gesteld dat een gezamenlijke verootmoediging voor God niet lukt als wij ons niet ook verootmoedigen tegenover elkaar. De vraag die ik niet gesteld en beantwoord heb is hoe die verootmoediging naar elkaar eruit moet zien. Daarop ga ik nu in. De kern is dat wij allen erkennen dat wij onze hand hebben overspeeld.

Wat dit voor voorstanders betekent
Een groeiend aantal van de voorstanders van de vrouw in het ambt heeft ervoor gekozen zusters te kandideren en na verkiezing te bevestigen in het ambt van ouderling of diaken, tegen synodebesluiten in. Daarmee hebben kerkenraden hun hand overspeeld. Men heeft begrijpelijkerwijs gedacht: als wij dat niet doen verandert er nooit wat. Het onbegrip en de druk vanuit de gemeente werden groter. En de officiële argumenten tegen de vrouw in het ambt overtuigden niet meer. Dan voel je dat je prioriteit het welzijn van de gemeente is. Toch heeft men vermoedelijk de weerstand vanuit het kerkverband onderschat. Er is een polarisatiegeest uit de fles gekomen die daar niet meer in terug te brengen is.

Analogie met het kerklied
Misschien heeft men gedacht: het zal wel gaan zoals met het kerklied. Lange tijd is de invoering van andere liederen dan goedgekeurde psalmberijmingen en een klein aantal Schriftberijmingen op synodaal niveau tegengehouden met een aanvechtbaar beroep op de Schrift en de waarschuwing dat vrije geestelijke liederen een invalshoek kunnen zijn voor dwalingen. Dat heeft de blijmoedige expliciete lofzang op Gods daden in Jezus Christus naar het gevoelen van velen gefrustreerd. Veel kerken hielden zich niet aan het beperkte repertoire dat was toegestaan. Daar vloeiden veel classicale vermaningen uit voort op vergaderingen vol chagrijn. Dat deed afbreuk aan de onderlinge verbondenheid, maar leidde nooit tot een kerkscheuring. Totdat uiteindelijk de beperkingen werden opgeheven en als enige onmisbare criterium bleef gelden dat de liederen in overeenstemming moesten zijn met de inhoud van de Bijbel. Zou het zo met de vrouw in het ambt ook niet gaan?

De hand overspeeld
Zo is het niet gegaan. Onderschat is hoe vervreemdend deze handelwijze voor de tegenstanders was. Het heeft geleid tot de crisis waarin het erop lijkt dat het niet meer lukt elkaar vast te houden in het kerkverband. Daarmee hebben voorstanders hun hand overspeeld. Dat zou voorwerp van verootmoediging moeten zijn.

Wat dit voor tegenstanders betekent
Ook de tegenstanders hebben hun hand overspeeld. Zij dachten dat zij met meerderheidsbesluiten alles wel bij het oude konden laten en de boel onder controle hadden. Daarmee hebben ze de minderheid voortdurend onder druk gezet. Dat is niet broederlijk. Bij het kerklied is dat lange tijd gebeurd, bij de vrouw in het ambt kwam dat er naar hun overtuiging nog veel meer op aan. Het traditionele verstaan van de Schrift was in het geding, en, naar hun mening, de handtekening onder het verbindingsformulier. Daarmee was trouw aan de belijdenis beloofd en had men verklaard zich te houden aan de kerkorde en aan andere kerkelijke besluiten. De tegenstanders hebben zich niet gerealiseerd dat je zo ook een handtekening kunt misbruiken, door de minderheid onder het juk van de meerderheid te dwingen. Zijn er in veel zaken niet meerdere invalshoeken en interpretaties mogelijk? In de lijn van Jezus, Paulus en Luther kan vernieuwing van het Schriftverstaan nooit, puur omdat het vernieuwend is, als verwerpelijk worden beschouwd. En vergeet niet: de geldigheid van kerkelijke besluiten staat onder het voorbehoud van overeenstemming met de Schrift, die niet door iedereen hetzelfde wordt geïnterpreteerd. Door hier geen oog voor te hebben, hebben zij voorstanders in een spagaat gebracht.

‘Wij moesten wel!’
Nu kunnen beide partijen uitspreken: wij moesten wel! De voorstanders kunnen zeggen: wij moesten wel, omdat jullie je zo star opstelden! De tegenstanders kunnen zeggen: wij moesten wel, omdat jullie je zo ver hebben verwijderd van wat onder ons gemeengoed was! Wij herkennen in jullie niet meer wat altijd kenmerkend is geweest voor de CGK. ‘Wij moesten wel’, dat is geen verootmoediging, dat is zelfrechtvaardiging. Zo lukt het dus niet. Hoe dan wel?

Wat we in verootmoediging naar elkaar toe uitspreken
Voorstanders zouden moeten erkennen: wij hebben onvoldoende geprobeerd met jullie in gesprek te gaan en jullie te overtuigen van onze nood en waar die toe zou moeten leiden om onze gemeente te blijven bouwen. Tegenstanders zouden moeten erkennen: wij hebben jullie te weinig serieus genomen, en te veel vertrouwd op de macht van het getal. Op deze manier kan het gesprek worden voortgezet zonder elkaar te veroordelen of af te schrijven, niet alleen met de intentie de ander te overtuigen, maar ook en zelfs eerst met de intentie de ander te begrijpen en recht te doen. Het veronderstelt wel dat we bereid zijn elkaar over en weer de ruimte te geven.

Als dit ontbreekt
Als deze wederzijdse houding van verootmoediging ontbreekt, moesten we maar helemaal niet van verootmoediging voor God spreken. Dat is dan niet meer dan een schaamlap voor de puinhoop die we ervan gemaakt hebben.